• Cadac. Enabling digital starts here.
  • Autodesk Platinum Partner
  • Cadac Loyalty Program: exclusieve voordelen & cashback
  • +31 88 9322 333

Onderlegger -10- Ruimtedefinities - TheModus Professional (Nordined)


Last modified on: 26 oktober 2022

INHOUDSOPGAVE



Ruimtedefinities


Ruimtedefinitie algemeen


Algemeen

Het genereren van ruimtedefinities is een voorbereiding op vervolgapplicaties, zoals Ruimtebeheer / Middelenbeheer / Sleutelbeheer, Datacom en Elektra.

 

 

Ruimten kunnen van labels worden voorzien.

Van ruimten kunnen oppervlakte en omtrek worden bepaald door het genereren van polylijnen, de ruimtedefinitielijnen. Hiervoor moeten ruimten (wanden) wel als zodanig worden herkend door het programma.

Zonodig moeten denkbeeldige wanden worden geplaatst om ruimten te scheiden.

Ruimten binnen ruimten ("eilanden") moeten d.m..v. een denkbeeldige wand aan een andere wand gekoppeld worden ("schiereiland").

Bij het genereren van ruimtedefinities worden alleen voor de ruimten met een ruimtelabel een ruimtedefinitie (ruimtelijn) getekend. Het is mogelijk slechts voor een gedeelte van de tekening de ruimtedefinities te genereren volgens de NEN2580:

  • Ruimtedefinities volgens NEN-oppervlak (Bruto ruimte) t.b.v. het bepalen van het verhuurbaar oppervlak.
    In de NEN2580 worden verfijningen beschreven t.a.v. de glaslijncorrectie, kolommen, nissen en penanten met een oppervlak < 0,5 m2. Met deze deze verfijningen wordt geen rekening gehouden. Met deze functie wordt voor elke ruimte waarin een ruimtelabel staat een ruimtedefinitie gegenereerd volgens de wandlijnen van constructieve wanden en volgens de hartlijnen van niet-constructieve wanden.
    Er wordt geen rekening gehouden met de ruimtesoort, die bepaalt of een ruimte verhuurbaar is of niet volgens de NEN2580.
    In Ruimtebeheer zijn wel de ruimtesoorten toe te kennen en is in de database  glaslijncorrectie op te geven, waardoor hiermee wel rekening kan worden gehouden in de Meetstaat.
  • Ruimtedefinities volgens vloerbedekkingoppervlak (Netto ruimte)
  • Ruimtedefinities voor NEN- en Vloerbedekkingoppervlak plus het bruto (verdieping)oppervlak

De ruimtedefinities kunnen op verschillende methodes worden gecontroleerd.

  • Ruimten, grafisch door controle met arceringen
  • Ruimten, grafisch door controle met lijnen
  • Ruimtelabels en ruimtedefinities, op aanwezigheid, aantal, etc.
  • Debug-mode bij genereren

Een overzicht van de ruimtelabels kan op de tekening worden geplaatst.

Vanuit het panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis' en menu 'Ruimte' zijn de functies beschikbaar.


Zie ook:



  • Plaats Bruto label:
    Met deze optie kan in een plattegrond een bruto label worden geplaatst. Dit label is nodig voor het genereren van de bruto (gebouw) definitielijn. In configuratiebestand ..OL\I\Olbruto.ini kunnen instellingen worden opgegeven.
  • Plaats Label:
    Met deze optie kan in Ruimten een Ruimtelabel geplaatst worden. Aan dit Label kan vervolgens het Ruimtenummer worden toegekend.
  • Zoek ruimtenummer:
    Voor het opzoeken van een ruimte; op deze ruimte wordt ingezoomd.
  • Genereer ruimtedefinitie:
    • Voor elke ruimte binnen een geselecteerd gebied, waarbinnen een ruimtelabel is geplaatst worden ruimtelijnen gegenereerd voor de netto en bruto ruimteoppervlakken (vloerbedekking en NEN-oppervlak) en voor het bruto gebouw/verdieping oppervlak. De omtrek (lengte) van de vloerbedekking definitielijn wordt niet opgenomen in het ruimtelabel.
    • Het uitvoeren van deze functie in de debug-mode vergemakkelijkt het opsporen van fouten bij “moeilijke” ruimten 
  • Selecteer ruimtedefinitie:
    Door het aanwijzen van opeenvolgende wandlijnen wordt een ruimtedefinitie gemaakt.
  • Selecteer definitie+label:
    Door het aanwijzen van opeenvolgende wandlijnen wordt een ruimtedefinitie gemaakt en wordt een bijbehorend label geplaatst.
  • Controleer ruimtes dmv arcering:
    Elke gegenereerde ruimte wordt gearceerd, zodat een visuele controle op de berekende ruimte mogelijk is. De arcering is onder een hoek te zetten en te verschalen voor een makkelijker controle. Elke ruimte wordt tijdens de controle zo groot mogelijk op het scherm getoond.
  • Controleer ruimtes dmv lijnen:
    De polylijnen worden tijdelijk tot splines omgevormd. Hierdoor zijn foutieve ruimtedefinitielijnen gemakkelijk te herkennen.
  • Controleer ruimtedefinitie:
    Controle op aantal fouten bij polylijnen, labels, verwijslijnen en onderlinge verwijzingen. In het controlevenster worden ‘fouten’ getoond, met de mogelijkheid deze op tekening te markeren.
  • Overzicht ruimtelabels:
    • Genereren van een staat met alle ruimtenummers, naar printer, bestand, of als staat naar de tekening. Aangegeven kan worden welke gegevens getoond moeten worden en op welk gegeven gesorteerd moet worden.
    • Tevens kunnen vanuit deze functie ruimtenummers worden gemarkeerd.


  • Wijzig label:
    Voor het wijzigen van gegevens in een label
  • Wijzig ruimtenummer:
    Voor het wijzigen van een ruimtenummer
  • Label verschalen:
    Voor het vergroten of verkleinen van te selecteren ruimtelabels
  • Bereken oppervlakte:
    Van geselecteerde ruimten (via de ruimtelabels) worden de oppervlakken en omtrek van de bijbehorende ruimtedefinitielijnen ingelezen in de ruimtelabels en het brutolabel.
  • Verwijder markering:
  • Kader ruimtelabel:
    •  Aan.
    • Uit.
      Voor het zichtbaar of onzichtbaar maken van de kaderlijnen van het ruimtelabel.


Het invullen van de ruimtegegevens Ruimtesoort, Ruimtegebruik en Bedrijfsorgaan kunnen het beste in Ruimtebeheer worden toegekend.


Terug naar Inhoudsopgave


Verschillen met NEN2580


Algemeen

In de NEN2580 wordt vastgelegd hoe een gebouw moet worden opgemeten. Voor de verschillende doel(groep)en dient dit verschillend te gebeuren.

Voor vastgoedbeheer is het 'Verhuurbaar oppervlak' van belang:

  • Dit betreft de ruimtesoorten Woonoppervlak, Horizontaal Verkeer, Installatieruimten, Sanitair, Stallingsruimten (fietsen)
  • Hierbij worden de constructieve oppervlakken (draagconstructie) niet meegerekend, wel de oppervlakken onder niet-constructieve wanden (zoals verplaatsbare binnenwanden).
  • Verfijningen voor verwaarlozing van o.a. kolommen met een oppervlak<0,5m2, nissen<0,5m2 en glaslijncorrectie<0,5m2
  • Uitzondering van oppervlakken met een hoogte<1,50m


Voor de gebruikers is het 'Nuttig oppervlak' en 'Gebruiksoppervlak' van belang

  • Oppervlak ruimte gemeten tussen de wandlijnen

Dit betekent voor de bouwkundige 2D-tekening dat feitelijk meer informatie nodig is dan beschikbaar is (zoals hoogte van de ruimte en de ruimtesoort) en dat uiterst nauwkeurig getekend moet worden.

In Onderlegger kunnen de oppervlakken automatisch worden gegenereerd. Hierbij is het niet mogelijk volledig aan de NEN2580 te voldoen: er moet handmatig worden fijngeregeld.

Dit kan door: 

  • Scheiding tussen ruimtefuncties (bv. horizontaal en verticaal verkeer) zonodig aangeven met denkbeeldige wand
  • Grote vrijstaande kolommen (>0,5m2) met een denkbeeldige wand te verbinden met een wand
  • Wandkolommen al dan niet te laten tellen
    • Wandkolommen, ongeacht de afmetingen, mee te tellen na uitvoeren van functie Kolomuitsnede 
    • Wandkolommen, ongeacht de afmetingen, niet mee te tellen indien functie Kolomuitsnede niet is uitgevoerd
    • Verdere verfijning door de kolommen < 0,5 m2 in niet-constructieve wanden niet mee te rekenen
  • de polylijnen handmatig aan te passen
  • In Ruimtebeheer in de database door:
    • het koppelen van ruimtesoorten aan een NEN-Categorie en opgave welk oppervlak genomen moet worden, met correctieinstellingen o.a. t.a.v. glaslijncorrectie
    • het toekennen van ruimtesoorten per ruimte
    • het toewijzen van glascorrectie-oppervlak per ruimte


Terug naar Inhoudsopgave


Plaatsen bruto label


Algemeen

Voor het genereren van een definitielijn voor het bruto gebouw/verdieping oppervlak is het plaatsen van een bruto label noodzakelijk.

In NOR-Ruimtebeheer worden de bruto oppervlakken van de verschillende tekeningen van een gebouw getotaliseerd ten behoeve van de meetstaat. 

In de database van NOR-Ruimtebeheer wordt bij elk project ook een ruimtelijke hiërarchie opgegeven zodat automatisch (sub)totalen per verdieping, bouwdeel, vleugel, etc. opgenomen kunnen worden in rapportages. Tevens wordt deze hiërarchie gebruikt voor het doorbelasten van kosten. De onderlegger tekening zal hier dus op moeten inspelen.

In configuratiebestand ..\OL\I\OLBruto.ini is hiervoor het volgende opgenomen, dat zonodig aangepast zal moeten worden.

  • [BRUTO]
    NIVO=2
    OMS=VERDIEPING

    • NIVO:
      Over het algemeen is 1 = Gebouw en 2 = Verdieping
    • OMS:
      Omschrijving van het hiërarchische nivo

Standaard wordt de tekst BRUTO in het bruto label geplaatst. Als binnen Ruimtebeheer is opgegeven, dat voor het opgegeven nivo (b.v. Verdieping) het verdiepingnummer uit het ruimtelabel gehaald kan worden zal het verdiepingnummer volgens de vastgelegde systematiek in het bruto label moeten worden opgegeven.

 

Let op: het bruto oppervlak wat gegenereerd wordt houdt geen rekening met vides, patio’s en buitenruimten, zoals dat in de NEN2580 is vastgelegd. 

In de module Ruimtebeheer wordt aan de hand van de ruimtesoort van een ruimte bepaald of bepaalde oppervlakken afgetrokken moeten worden van het in de tekening bepaalde bruto oppervlak.


Bruto label plaatsen

  1. Klik (Plaats brutolabel) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Plaats het label met het insertionpoint binnen het gebouw
    In het label wordt de tekst BRUTO opgenomen.


Terug naar Inhoudsopgave


Plaatsen ruimtelabels


Algemeen

Ruimtes kunnen voorzien worden van een ruimtenummer. Dit ruimtenummer wordt met een Label in de tekening geplaatst.

Het is mogelijk de ruimtenummering automatisch te laten ophogen. Hierbij wordt onderscheiden:

  • vast deel onderscheiden
    • Voor hele tekening zijn gebouwcode en/of verdiepingcode gelijk
    • Bij letters: hoofdletters gebruiken
  • Variabel deel
    • Numeriek
    • Optellend of aftellend met op te geven ophoogwaarde
    • Lengte (i.v.m. voorloopnullen)
    • Startwaarde
  • Totale ruimtenummer
    • Geen sterretje *, enkel quote ' en vraagteken ? underscore _
    • Als de ruimtenummering ooit in barcodevorm gebruikt moet worden: dan geen underscore _ gebruiken
    • Maximale lengte: 16 tekens

Alleen ruimtes met een ruimtenummer worden in de ruimteberekening meegenomen. Het plaatsingspunt (insertionpoint) moet in de ruimte vallen. Dit plaatsingspunt is het midden van het label.


Een nieuw vast deel van het ruimtenummer, en een nieuw startnummer kunnen wanneer nodig worden opgegeven.

Het variabel deel van het ruimtenummer wordt bij elk nieuw label opgehoogd.

Er vindt geen controle plaats op dubbele ruimtenummers.

 

Ruimtelabel plaatsen

  1. Klik (Plaats label) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Plaats het label met het insertionpoint in de gewenste ruimte
  3. Stel vaste deel, variabel deel ruimtenummer en startwaarde ruimtenummer in
    • Vaste deel:
      Type <V> of selecteer 'Vaste deel' voor opgave van vaste deel van ruimtenummer
    • Nummer:
      Type <N> of selecteer 'Nummer' voor opgave startnummer variabel deel van ruimtenummer
    • Lengte nr.
      Type <L>of selecteer 'Lengte nummer' voor opgave lengte variabel deel
      • 0            = geen voorloopnullen
      • 1, 2, 3, .. =  voorloopnullen worden gegenereerd
    • Ophoogwaarde
      Type <O> of selecteer 'Ophoog waarde' voor opgave ophoogwaarde variabel deel
  4. Geef het ruimtenummer op
  5. Volgend ruimtelabel plaatsen?
    • Type <J> of selecteer 'Ja'
      Ga verder met stap 2.
    • Type <N> of selecteer 'Nee'
      Einde plaatsen ruimtelabel


Terug naar Inhoudsopgave


Opzoeken en wijzigen labels


Algemeen

Indien het ruimtenummer bekend is kan de ruimte centraal op het scherm worden getoond en bestaat de mogelijkheid labelgegevens te wijzigen.

De volgende wijzigingen kunnen worden gedaan op geplaatste labels:

  • Ruimtenummers wijzigen
  • Labelgegevens wijzigen
    • In het label kunnen meerdere gegevens worden opgenomen. Deze zijn in een invulscherm in te brengen.
    • In NOR-Ruimtebeheer kunnen deze gegevens op een eenvoudige manier vanuit de database worden gevuld.
  • Verschalen van labels
  • Kaderlijnen ruimtelabel zichtbaar/onzichtbaar maken


Wijzigen gegevens

Gebruik bij voorkeur de applicatie NOR-Ruimtebeheer

  • voor het vullen van de gegevens van het ruimtelabel
  • voor het verplaatsen van het label naar buiten de ruimte zonder de relatie met de ruimte te verliezen
  • voor het zichtbaar/onzichtbaar maken van de gegevens op de tekening

Onderlegger is bedoeld om alleen de ruimtedefinitielijnen en van daaruit de oppervlakken van ruimten vast te leggen.

Ruimtebeheer omvat naast de tekeningen ook een database waarin de te gebruiken coderingen zijn vastgelegd.


Opzoeken ruimte(nummer)

  1. Klik (Zoek ruimtenr) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Type gewenste ruimtenummer
    de ruimte wordt (groot) op het scherm getoond
  3. Kies een optie:
    • Type <R> of selecteer 'Redisplay'
    • Type <K> of selecteer 'Kleur'
    • Type <S> of selecteer 'Schaal'
    • Type <H> of selecteer 'Hoek'
    • Type <T> of selecteer 'Toon inhoud'
    • Type <E> of selecteer 'Einde'


Wijzigen ruimtenummer(s)

  1. Klik (Wijzig ruimtenr) in:
    • panel 'Labels' op Ribbontab 'Onderlegger - Bewerk'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Selecteer het te wijzigen label
  3. Stel vaste deel, variabel deel ruimtenummer en startwaarde ruimtenummer in
    • Type <V> of selecteer 'Vaste deel' voor opgave van vaste deel van ruimtenummer
    • Type <N> of selecteer 'Nummer' voor opgave startnummer variabel deel van ruimtenummer
    • Type <L> of selecteer 'Lengte nummer' voor opgave lengte variabel deel:
      • 0            = geen voorloopnullen
      • 1, 2, 3, .. =  voorloopnullen worden gegenereerd
    • Type <O> of selecteer 'Ophoog waarde' voor opgave ophoogwaarde variabel deel
  4. Geef het ruimtenummer op
  5. Volgend nummer aanpassen?
    • Ja:
      Ga verder met stap 2.
    • Nee:
      Toets <Enter>


Wijzigen gegevens

  1. Klik  (Wijzig label) in:
    • panel 'Labels' op Ribbontab 'Onderlegger - Bewerk'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Selecteer het te wijzigen label
  3. Wijzig in het invulscherm de gewenste gegevens.
  4. Verlaat het invulscherm met klikken op:
    • [ OK ]
      De wijzigingen worden opgeslagen
    • [ Cancel ]
      De wijzigingen worden niet opgeslagen


Door dubbelklikken op het ruimtelabel kan direct het venster 'Enhanced Attribute Manager' worden geopend. Wijzig dan alleen de gegevens op tabblad 'Attribute' en niet de gegevens op de tabbladen 'Text Options' en 'Properties'.


Verschalen label

  1. Klik (Label verschalen) in:
    • panel 'Labels' op Ribbontab 'Onderlegger - Bewerk'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Geef in het venster de (wijze) van verschaling op
    • Schaalfactor
      t.o.v. de huidige grootte
      • 0,5x
      • 0.7x
      • 1.3x
      • 1.5x
      • 1.7x
      • 2.0x
    • Teksthoogte:
      • 1.8mm
      • 2.0mm
      • 2.5mm
      • 3.5mm
      • 5.0mm
      • 7.0mm
      • Huidig
        Label past zich aan opgegeven teksthoogte aan
    • Default
      Terug naar verschaling 1.0x (tekst 1.8 bij plotschaal 1:100)
  3. Klik [ OK ]
  4. Selecteer de te verschalen labels


Labelkader aan/uit zetten

  1. In panel 'Weergave' op ribbontab 'Onderlegger - Bewerk'
    of
    In menu 'Ruimte' en submenu 'Kader ruimtelabel';
  2. Klik:
    • (Uit) voor kader onzichtbaar maken
    • (Aan) voor kader zichtbaar maken


Terug naar Inhoudsopgave


Genereren ruimtedefinities – alle soorten

Algemeen

Onderlegger genereert ruimtedefinities van ruimten waarin een ruimtelabel staat. Tevens kan, als een bruto(verdieping)label aanwezig is, het bruto-verdieping oppervlak worden gegenereerd. Hierbij wordt de definitielijn langs de buitenomtrek van de verdieping gegenereerd

Ruimtedefinities kunnen worden gegenereerd

  • voor alle, of voor een aantal geselecteerde ruimten (met ruimtelabels).
    Hierbij wordt gebruik gemaakt van de wanden zoals die standaard in Onderlegger voorkomen.
  • Voor de totale verdieping indien daarin een bruto-label is geplaatst

De ruimtedefinities kunnen worden gegenereerd volgens:

  • NEN-2580 (bruto ruimte oppervlak)
  • Indien Kolomuitsnedes zijn gemaakt en Kolom altijd constructieoppervlak is aangevinkt: polylijn om de wandkolommen zoals in voorgaande versies;
  • Indien Kolomuitsnedes zijn gemaakt, en Kolom altijd constructieoppervlak uitgevinkt: polylijn om de wandkolommen in constructieve wanden, en om kolommen in andere wanden indien de kolom > 0,5 m2.
  • het vloerbedekking oppervlak (netto ruimte oppervlak)
  • Bruto-verdieping oppervlak

Met deze functie kunnen ook ruimtedefinities gemaakt worden als de onderleggergegevens zich in de xref-tekening bevinden. Dit kan voorkomen als in de ruimtebeheertekening alleen de (ruimte)labels zijn, en de onderleggertekening middels <XREF> gekoppeld is.

  • De lijnen in de tekening dienen aansluitend te zijn; er is wel een marge op te geven tot welke opening de lijnen nog aansluitend worden gerekend. 


Zie ook:


Ruimtedefinities en brutodefinities genereren

  • Ruimtelabels geplaatst in de ruimten; 
  • eventueel brutolabel geplaatst binnen verdieping
  1. Klik (Genereer ruimtedefinitie...) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Geef in venster 'Genereer Ruimtedefinitie' op:
    • In sectie 'Selecteer de te genereren oppervlaktes'
      • Genereer nen2580 oppervlak
      • Genereer vloeroppervlak
      • Genereer brutooppervlak
    • in sectie 'Selectie'
      • Handmatige selectie: Voor de hele tekening of een te selecteren gedeelte.
      • Verwerk kolommen: Of de (wand)kolommen een rol spelen.
      • Kolom altijd constructieoppervlak: Of de wandkolommen (in niet-constructieve) wanden altijd als constructie oppervlak moeten worden beschouwd.
        (Berekening zoals in voorgaande versies van NOR-Onderlegger), of alleen als deze kolommen > 0,5m2 zijn (strikter volgens de NEN2580).
      • Selecteer lijnen vanaf Xref's: Of wandlijnen in de tekening of uit een xref-tekening gebruikt moeten worden
    • Marge: Welke marge moet worden gehanteerd. Tot welke opening tussen lijnstukken worden lijnstukken nog als aaneensluitend beschouwd.
  3. Klik [ Start verwerking ]
    • Als gekozen is voor een handmatige selectie:
      1. Selecteer de te verwerken wanden met de optie <crossing> of <all> en rond de selectie af met <Enter>
      2. Gemeld wordt: 'Selecteer indien nodig specifiek de te verwerken labels'
        • als geen specifiek label wordt geselecteerd zullen alle eerder geselecteerde ruimtelabels worden gebruikt; de bestaande ruimtedefinities zullen eerst worden verwijderd.
        • als nu een of meerdere labels worden geselecteerd zullen alleen voor die ruimten bestaande ruimtedefinities worden verwijderd en zullen nieuwe ruimtedefinities worden gegenereerd
      3. Selecteer eventueel een specifiek ruimtelabel
      4. Toets <Enter> om het genereren te laten starten.
        Na het genereren wordt in venster 'Eindresultaat genereren definitielijnen' gemeld hoeveel ruimtedefinities gemaakt zijn.
        Indien er bij ruimte- of brutolabels geen definitielijnen zijn aangemaakt kan op deze labels ingezoomd worden met knop [ Markeer ] 
  4. Klik [ Markeer ] om fout verwerkte labels op te zoeken.
  5. Klik [ OK ] om het venster te verlaten


  • Als ook de omtrek van de vloerbedekking definitielijn in de labels moet worden opgenomen:
    1. Klik (Bereken oppervlakte) in:
      • panel 'Bereken' op Ribbontab 'Onderlegger - Bewerk'
        of
      • menu 'Ruimte' om alle ruimten te berekenen.


Terug naar Inhoudsopgave


Genereren ruimtedefinities (oude methode)


Algemeen

Onderlegger genereert ruimtedefinities van ruimten waarin een ruimtelabel staat.

Ruimtedefinities kunnen worden gegenereerd

  • voor alle, of voor een aantal geselecteerde ruimten (met ruimtelabels). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de wanden zoals die standaard in NOR-Onderlegger voorkomen.
  • alleen voor ruimten (met een ruimtelabel) die omsloten zijn door wanden van een bepaald soort, die niet standaard in NOR-Onderlegger voorkomt.

De ruimtedefinities kunnen worden gegenereerd volgens:

  • NEN-2580 (bruto ruimte oppervlak)
  • Het vloerbedekking oppervlak (netto ruimte oppervlak)

Indien beide ruimtedefinitiesoorten nodig zijn kan het genereren voor beide afzonderlijk geschieden, of met een aparte functie tegelijk gebeuren, waarbij tevens het bruto-verdieping oppervlak wordt gegenereerd.

Voor een ruimte die binnen een andere ruimte valt, zoals vides, kan geen ruimtedefinitie worden gegenereerd. Het kan zelfs zijn dat die vide het oppervlak van de omhullende ruimte krijgt.

  • Gebruik een 'Denkbeeldige wand' om het 'eiland' aan de rest van het gebouw te binden.
  • Beide ruimten worden dan goed gegenereerd.

Bij het starten van de functie 'Genereren ruimtedefinitie' worden bestaande ruimtedefinities van de geselecteerde ruimten voor de betreffende soort oppervlak verwijderd.

Bij grote tekeningen kan het genereren van de ruimtedefinities, afhankelijk van de hardware, wel meer dan 1 uur in beslag nemen! Genereer dan per bouwdeel.

Bij het genereren wordt eerst van de betrokken ruimtelabels de betreffende ruimtedefinitielijn verwijderd. 

Als van een ruimte, waarvan een label is geselecteerd, onvoldoende wandlijnen zijn mee geselecteerd kan daarvoor geen nieuwe ruimtedefinitie gegenereerd worden: de ruimte heeft dan geen ruimtedefinitielijn (van die soort) meer.


Zie ook:


Ruimtedefinities genereren

  1. Type op de commandoregel: (MAAKPL)
  2. Selecteer in het venster 'Genereren Ruimtedefinitie':
    • In sectie 'Ruimtedefinitie volgens:'
      • NEN-2580
        of
      • Vloerbedekking
    • Extra Lagen
      • Actief: Als voor het genereren speciale wandlagen nodig zijn
        • Klik [ Selecteer ]
        • Selecteer de gewenste laag en klik [ -> ]
        • Klik [ OK ]
      • Inactief: De standaard Onderlegger lagen worden gebruikt
    • Om kolommen (in wanden) heen genereren:
      • Actief: Kolomuitsnede moet dan zijn uitgevoerd
      • Inactief: Kolomuitsnede moet dan niet zijn uitgevoerd
  3. Klik [ OK ]
    Zorg dat de volledige te genereren plattegrond(gedeelte) op het scherm zichtbaar is:
    • Type <ZOOM> <Enter> <E> <Enter> (Zoom Extents)
    • Type <ZOOM> <Enter> <W> <Enter> (Zoom Window)
      Geef het gebied op welke zichtbaar moet zijn.
  4. Voor welk gedeelte van de tekening moeten ruimtedefinitielijnen gegenereerd worden?
    1. Selecteer:
      • Alles: Type <ALL>
      • Deel: Selecteer met <crossing> de volledige wanden +label van de ruimte(n).
        Verwijder eventueel uit de selectie (optie remove) de ten onrechte meegeselecteerde labels!
    2. Sluit de selectie af met <Enter>

Voor elke ruimte met een ruimtelabel tekent het programma een ruimtelijn (polyline) en berekent het oppervlak (area) en de omtrek (perimeter). Dit neemt enige tijd in beslag.


De betrokken wandlijnen en klommen worden eerst blauw, daarna worden de ruimtedefinitielijnen (wit) getekend.

Het aantal gevonden ruimtelabels wordt gemeld

Het aantal nog te genereren ruimtedefinitielijnen wordt gemeld.


Wat kan er fout gaan

  • Ruimtelabel krijgt verkeerde oppervlak:
    Polylijnen over elkaar heen (door verwijderen label zonder verwijdering polylijn)
  • Ruimtelabel krijgt geen oppervlak:
    • Ruimte niet gesloten, bijvoorbeeld omdat:
    • Om kolommen heen gegenereerd, terwijl geen kolomuitsnede was toegepast
    • Niet om kolommen heen gegenereerd, terwijl wel kolomuitsnede was toegepast
    • T-aansluiting, hoekoplossing, kruising niet uitgevoerd


Terug naar Inhoudsopgave


Handmatig maken ruimtedefinities

Algemeen

In Onderlegger kan door het aanwijzen van opeenvolgende wandlijnen handmatig de betreffende ruimtedefinitie worden gemaakt.

Hierbij moet worden aangegeven voor welk soort oppervlak die ruimtedefinitie moet gelden:

  • NEN-2580
  • het vloerbedekking oppervlak

Tevens kan voor de gemaakte ruimtedefinitie een ruimtelabel worden geplaatst.


Zie ook:


Ruimtedefinities handmatig aanmaken

  • Zet zoveel mogelijk lagen uit
  1. Klik:
    • (Selecteer ruimtedefinitie) in:
      • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
        of
      • menu 'Ruimte'
        Er wordt hierbij geen nieuw label geplaatst
    • (Selecteer definitie+Label) in:
      • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
        of
      • menu 'Ruimte'
        Na het tekenen van de ruimtedefinitielijnen kan direct een nieuw label worden geplaatst met de juiste oppervlakte
  2. Selecteer in venster soort ruimtedefinitie
    • NEN-2580: bij binnenwanden is de hartlijn de ruimtebegrenzing.
    • Vloerbed.ekking: ruimtebegrenzing volgens oppervlakte vloerbedekking.
  3. Selecteren wandlijnen
    1. Wijs opeenvolgende wandlijnen aan.
      In elkaars verlengde liggende lijnen overslaan; alleen waar 'van richting veranderd' is de volgende selecteren.
    2. Rond de selectie af: Type <S> of selecteer 'Sluit'
  4. Bij keuze in Stap 1 voor 'Selecteren definitie+label' komt de vraag:
    Label plaatsen?
    • Ja

Bereken de oppervlakken na het wijzigen of aanmaken van de ruimtedefinities.


Terug naar Inhoudsopgave


Controleren ruimtedefinities – debug mode


Algemeen

In gevallen waarin het genereren van een ruimte niet slaagt kan met het vinkje bij 'Debug mode' gecontroleerd worden bij welke ruimten het fout gaat en waarom het fout gaat. Hierbij worden alle gesloten oppervlakken stuk voor stuk gestippeld getoond. Bij oppervlakken waarbinnen een ruimtelabel is wordt dit d.m.v. een vinkje aangeduid.

Bij de controle kan gewisseld worden tussen de typen oppervlak (Vloerbedekking, NEN-oppervlak) eb kan worden in- en uitgezoomd.

Deze functie is in uitzonderlijke gevallen te gebruiken, en wordt voornamelijk gebruikt door de Helpdesk.


Ruimtedefinities controleren

  1. Klik (Genereer ruimtedefinitie...) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Geef in vervolgvenster 'Genereer Ruimtedefinitie' op:
    • In sectie 'Selecteer de te genereren oppervlaktes'
      • Genereer nen2580 oppervlak
      • Genereer vloeroppervlak
      • Genereer brutooppervlak
    • in sectie 'Selectie'
      • Handmatige selectie: Voor de hele tekening of een te selecteren gedeelte.
      • Verwerk kolommen: Of de (wand)kolommen een rol spelen.
      • Kolom altijd constructieoppervlak: Of de wandkolommen (in niet-constructieve) wanden altijd als constructie oppervlak moeten worden beschouwd.
        (Berekening zoals in voorgaande versies van NOR-Onderlegger), of alleen als deze kolommen > 0,5m2 zijn (strikter volgens de NEN2580).
      • Selecteer lijnen vanaf Xref's: Of wandlijnen in de tekening of uit een xref-tekening gebruikt moeten worden
    • Marge: Welke marge moet worden gehanteerd. Tot welke opening tussen lijnstukken worden lijnstukken nog als aaneensluitend beschouwd.
    • Maak 'Debug mode' actief.
  3. Klik [ Start verwerking ]
    • Als gekozen is voor een handmatige selectie:
      1. Selecteer alle wandlijnen en labels van de te controleren ruimte(n) met de optie <crossing> en rond de selectie af met <Enter>
      2. Gemeld wordt: 'Selecteer indien nodig specifiek de te verwerken labels'
        • als geen specifiek label wordt geselecteerd zullen alle eerder geselecteerde ruimtelabels worden gebruikt; de bestaande ruimtedefinities zullen eerst worden verwijderd.
        • als nu een of meerdere labels worden geselecteerd zullen alleen voor die ruimten bestaande ruimtedefinities worden verwijderd en zullen nieuwe ruimtedefinities worden gegenereerd
      3. Selecteer eventueel een specifiek ruimtelabel
      4. Toets <Enter> om het genereren te laten starten.
        De definitielijnen worden gegenereerd en het venster 'Debug' verschijnt.
        De tekening wordt ingezoomd op de 1e van het #aantal polylijnen.
        Met de knoppen 
        [ + ] en [ - ] kan worden in- en uitgezoomd.
        Als binnen een polylijn een ruimtelabel wordt gevonden, is dit aangevinkt in het venster.
  4. Klik op de knoppen [ ► ] (volgende) of [ ◄ ] (vorige)
  5. Klik [ Type ] om het andere type definitielijn te controleren
  6. Klik op knop [ ■ ] om het venster te verlaten.


Terug naar Inhoudsopgave


Controleren ruimtes d.m.v. arceringen

Algemeen

Bij het genereren van de ruimtedefinities kan het programma ruimten foutief hebben bepaald. Met de optie 'Controleren ruimtes' kan dit per ruimte visueel gecontroleerd worden.

De ruimten worden afzonderlijk, zo groot mogelijk op het scherm getoond, waarbij de arcering qua kleur, schaal en rotatie gewijzigd kan worden. Hierdoor wordt de controle vereenvoudigd.

Alleen van ruimten met een ruimtelabel kan een ruimtedefinitie gemaakt en dus ook gecontroleerd worden.

Bij grote gebouwen is het bij deze functie lastig om overzicht te houden: dan kan beter de functie 'Controle ruimtes d.m.v. lijnen' gebruikt worden.

 

Zie ook:


Ruimtes controleren

  1. Klik (Kontrole ruimtes dmv Arcering) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Geef in venster op welk soort oppervlak moet worden gecontroleerd
    • NEN-2580 oppervlak
    • Vloerbedekking oppervlak
  3. Klik [ OK ]
  4. Selecteer te controleren ruimten, bevestig met <Enter>
  5. Wijzig, indien nodig een van de volgende opties:
    • + vlgnd: Volgende ruimte controleren
    • - vorig: Vorige ruimte controleren
    • Markeer: Markeren ruimte met (grote) pijl
    • Redisp: Opnieuw tonen scherm
    • KleurBepaal een andere kleur van de arcering
    • Schaal: Bepaal een nieuwe schaal van de arcering
    • Hoek: Zet arcering onder een hoek 0, 15, 30, 45, 90
    • Zoomfak: Stel een zoofactor in
    • Default: Zet kleur/schaal/hoek van arcering op standaard
    • Verwyder: Verwijderen definitie
    • Einde: Stoppen controle
      De gewijzigde instelling blijven geldig tot ze opnieuw gewijzigd worden.
  6. Akkoord met de gemaakte ruimtedefinitie?
    • Type <J> of selecteer 'Ja
      • De volgende ruimte wordt gearceerd.
      • Ga verder met Stap 5.
    • Type <N> of selecteer 'Nee'
      • De ruimtedefinitie van deze ruimte wordt verwijderd
        De volgende ruimte wordt gearceerd.
      • Ga verder met Stap 5.
        Let op! Blijft de arcering binnen de juiste lijnen?

Als alle ruimten zijn gecontroleerd komt de melding:

Aantal ruimten gecontroleerd. Toets <Enter>


Aanwijzing

  • Zijn er ruimtedefinities afgekeurd dan kan de foutieve generatie van de ruimtelijnen ontstaan zijn door:
    • Niet aansluitende wanden
    • Elkaar kruisende doorlopende wanden of hartlijnen.
    • Verkeerde keuze ruimtedefinitie NEN 2580 / Vloerbedekking
    • Kolomuitsnedes uitgevoerd, waarna ruimteoppervlak exclusief kolomoppervlakken is berekend.
      1. Pas de tekening aan
      2. Genereer opnieuw de ruimtedefinities
      3. Controleer de ruimtedefinities


Terug naar Inhoudsopgave


Controleren ruimtedefinitie


Algemeen

De volgende controles worden uitgevoerd:

  • Ruimtelabels zonder ruimtedefinities
  • Ruimtedefinities zonder ruimtelabels
  • Dubbele ruimtenummers
  • Open polylijnen
  • Ruimtelabels met verwijzing naar niet (meer) bestaande ruimtedefinities
  • Onjuiste koppeling van ruimtelabel naar verwijslijn
  • Oppervlak vloerbedekking > oppervlak NEN-2580

In een overzichtsvenster worden de fouten getoond. Betreffende ruimtelabels en definitielijnen kunnen op de tekening worden gemarkeerd. Gegevens van labels en definitielijnen kunnen worden getoond.

Vóór het uitvoeren van de controles is het raadzaam de functie Berekenen oppervlakte uit te voeren. Dan worden de koppelingen tussen ruimtelabel en definitielijnen opnieuw gelegd.

Ruimtedefinitielijnen zonder ruimtelabel zullen over het algemeen moeten worden verwijderd.


Zie ook:


Ruimtedefinities controleren

  1. Klik (Kontrole ruimtedefinitie...) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Selecteer de nader te onderzoeken afwijking in venster 'Specificatie'
  3. Klik [ Toon ]
  4. Geef in vervolgvenster aan hoe gemarkeerd moet worden:
    Specifieke afwijkingen geven specifieke opties
    • Markeer allemaal: alleen markeren
    • Markeer een voor een: per stuk markeren en gegevens op te vragen
    • Markeer labelsalleen markeren
    • Markeer definitielijnen: definitielijnen zonder labels
  5. Klik [ OK ]
    • Bij keuze 'Markeer allemaal' of 'Markeer labels'
      Met 'donuts' worden de elementen gemarkeerd
      • Toets <Enter> om terug te keren in venster
    • Bij keuze 'Markeer een voor een' of 'Markeer definitielijnen'
      • Type <L> of selecteer 'voLgend': toon volgend element
      • Type <R> of selecteer 'voRig': toon vorig element
      • Type <H> of selecteer 'Highl': toon alleen betreffende polylijn (bij Markeer definitielijnen)
      • Type <V> of selecteer 'Vast': vastleggen betreffende markering (anders verdwijnt markering)
      • Type <C> of selecteer 'Center': centreer op scherm
      • Type <I> of selecteer 'Info': gegevens tonen (laag, symboolnaam, handle)
      • Type <A> of selecteer 'Attrib': tonen attribuut-gegevens (van ruimtelabel)
      • Type <S> of selecteer 'Stop': einde functie, terug naar specificatievenster


Terug naar Inhoudsopgave


Controle ruimtes d.m.v. lijnen

Algemeen

Met deze controleslag wordt per ruimte de polylijn rood getoond en met een verwijslijn vanuit de rechter bovenhoek van het venster aangewezen.

De aangewezen rode polylijn kan gemarkeerd worden. Hierbij wordt de polylijn omgezet in een spline: de rechthoekige polylijn wordt een dikke gebogen lijn, waardoor duidelijk te zien is waar “het lek” bij de wandaansluitingen is. In onderstaand voorbeeld dus ter plaatse van de linker ronde kolom.


Controleren met lijnen

  1. Klik (Kontrole ruimtes dmv lijnen) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Geef aan welke ruimtedefinitie moet worden gecontroleerd:
    • Toets <V> voor 'Vloerbedekking' definitie
    • Toets <N> voor 'NEN'-2580 definitie
      Alleen de wandlijnen en labels blijven zichtbaar op tekening; de overige lagen worden uit gezet.
      Gemeld wordt hoeveel definitielijnen en labels aanwezig en zichtbaar zijn.
  3. Toets <D> voor het 'Doorlopen' van de ruimten
    of
    Toets <S> om te stoppen
    De eerste polylijn wordt rood getoond met een verwijslijn vanuit de rechter bovenhoek van het scherm
  4. Toets:
    • <M> voor 'Markeren' voor het omzetten van de polylijn in een spline 
    • <D> voor 'Demarkeren' om de spline terug te zetten naar polylijn
    • <V> voor 'Vorige' om de vorige ruimte te tonen
    • <S> voor 'Stoppen'
    • Elke andere toets (b.v <spatiebalk>, <Enter>) om de volgende ruimte te tonen
  5. Herhaal stap 4. tot alle ruimten zijn doorlopen
    Als alle ruimten doorlopen zijn komt de vraag opnieuw  welke ruimtedefinitie moet worden gecontroleerd
  6. Toets:
    • <V> voor 'Vloerbedekking' definitie: ga naar stap 4.
    • <N> voor 'NEN'-2580 definitie: ga naar stap 4.
    • Om te stoppen: elke andere toets, b.v. <spatiebalk> of <Enter>
      De laaginstelling wordt hersteld.


Terug naar Inhoudsopgave


Berekenen oppervlakte


Algemeen

Bij het wijzigen van de ruimtedefinitielijnen en bij het handmatig selecteren van lijnen voor het maken van ruimtedefinities komen nog niet alle gegevens in het ruimtelabel te staan.

Door het selecteren van de labels van de betrokken ruimtes worden oppervlakken (norm- en/of vloerbedekkingoppervlak) en omtrek van de ruimte in het ruimtelabel opgenomen.


Zie ook:


Berekenen oppervlakte

  1. Klik (Bereken oppervlakte) in:
    • panel 'Bereken' op Ribbontab 'Onderlegger - Bewerk'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Selecteer ruimtelabels.
    De oppervlakken en omtrek worden in het ruimtelabel geplaatst.


Terug naar Inhoudsopgave


Aanmaken overzicht ruimtelabels

Algemeen

Van de op de tekening geplaatste ruimtelabels zijn overzichten aan te maken. 

De gegevens van de geselecteerde ruimtelabels worden getoond.

Het overzicht kan de ruimtes afzonderlijk laten zien, of getotaliseerd per Bedrijfsorgaan

Het overzicht is:

  • Als bestand op te slaan in de formaten:
    • Tekstbestand: *.txt
    • CSV Lijstscheidingsteken: *.csv
    • Extended Markup Language: *.xml
  • Te printen
  • Op tekening te plaatsen

Om op een volle tekening snel ruimten te lokaliseren kan in het dialoogvenster aangegeven worden welke ruimtes op tekening (tijdelijk) gemarkeerd moeten worden.

Wijzigen van ruimtegegevens kan met:

  • Ruimte, Wijzig label,
    en
  • Algemeen, Wijzig attribuut.

Als tekeningen ook binnen NOR-Ruimtebeheer worden gebruikt verdient het de voorkeur daar de wijzigingen uit te voeren wegens de ingebouwde controles.

BrutoOpp = "NEN-oppervlak"; NettoOpp = "Vloerbedekkingoppervlak".


Zie ook:


Maken overzicht

  1. Klik (Overzicht ruimtelabels...) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Pas zo nodig de layout aan
    Zie ook Lay-out overzicht aanpassen
    • Sorteren: Klik op de kop van de betreffende kolom
      Voor een sub-sortering: klik met <Ctrl> ingedrukt
    • Verbreden en versmallen: versleep de rand van de kolomkop
    • Verplaatsen kolom: versleep de kolomkop
    • Verbreed of verhoog het venster door slepen van de randen.


Plaatsen overzicht op tekening

  1. Klik (Overzicht ruimtelabels...) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Activeer 'Totaliseren' om op 'Bedrijfsorgaan' te totaliseren
    of
  3. De-activeer 'Totaliseren' om elke regel afzonderlijk te tonen.
  4. Pas zonodig de lay-out van het venster aan
  5. Selecteer de 'Tekst stijl'
  6. Klik [ Tekening ]
  7. Geef de teksthoogte op door:
    • Toets <D> voor 'Default': instellen standaard teksthoogte, met <Enter> te bevestigen
    • Hoogte opgeven:
      • Intoetsen hoogte (b.v. 125 bij een plotschaal van 1:50)
      • opgeven met 2 muisklikken; de afstand bepaalt de teksthoogte
        Een (lege) rechthoek komt aan de kruisdraden te hangen.
  8. Plaats het kader op de tekening
    Het dialoogvenster 'Overzicht ruimtelabels' verschijnt weer. Het overzicht is nog niet zichtbaar op de tekening.
  9. Klik [ OK ]
    Het overzicht wordt zichtbaar op de tekening.


Markeren ruimtenummers

  1. Klik (Overzicht ruimtelabels...) in:
    • panel 'Ruimte' in Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
  2. Selecteer de te markeren ruimtenummers
  3. Klik [ Markeer ]
    Het venster verdwijnt, op tekening worden de geselecteerde ruimtenummers gemarkeerd met een donut (vette cirkel)
  4. Toets <Esc> om terug te keren naar het overzichtvenster
  5. Klik [ OK ] om het venster te verlaten
  6. Klik (Verwijder markering) in:
    • panel 'Ruimte' op Ribbontab 'Onderlegger/Basis'
      of
    • menu 'Ruimte'
      De markeringen worden verwijderd.


Terug naar Inhoudsopgave


Lay-out overzicht aanpassen


Algemeen

Het venster met het overzicht ruimtenummers kan worden aangepast.

De telstaat kan de ruimtes afzonderlijk laten zien, of getotaliseerd op Bedrijfsorgaan.


Afmetingen venster aanpassen

  • Venster 'Ruimte overzicht' actief
    • Verbreden of versmallen van het venster:
      1. Klik op de rand van het venster en houd de muistoets ingedrukt (Klikpunt 1.)
      2. Versleep de rand tot de gewenste grootte.
    • Verhogen of verlagen van het venster:
      1. Klik op de rand van het venster en houd de muistoets ingedrukt (Klikpunt 2.)
      2. Versleep de rand tot de gewenste grootte.

Kolombreedte aanpassen

  • Venster 'Ruimte overzicht' actief
    1. Klik tussen twee kolomkoppen en houdt de muistoets ingedrukt (Klikpunt 3.) en versleep de kolomrand tot de gewenste breedte
      of
    2. Dubbelklik op Klikpunt 3.
      De kolom kan tot breedte 0 (=onzichtbaar) verkleind worden.
      Inklikken (Klikpunt 4.) en schuiven op het streepje verbreedt de kolom weer.


Kolom verplaatsen

  • Venster 'Ruimte overzicht' actief
    • Klik op de te verplaatsen kolomkop en houd de muistoets ingedrukt
    • Versleep de kolom naar de nieuwe positie (tussen twee kolommen).


Sorteren op een bepaalde kolom

  • Venster 'Ruimte overzicht' actief
    1. Klik op de kop van de te sorteren kolom
    2. Klik eventueel met <Ctrl> ingedrukt op een andere kolom om een tweede sortering op te geven, etc..
    3. Klik nogmaals op die kolomkop om de sorteervolgorde om te draaien.


Terug naar Inhoudsopgave


Overzicht printen

Algemeen

Overzichten kunnen

  • Op de printer worden afgedrukt
  • Op de tekening worden geplaatst
  • Als bestand worden weggeschreven

Bij het afdrukken kunnen kop- en voetteksten worden opgegeven, en kunnen lettertype en lettergrootte worden opgegeven.

Tevens kan de tekst van de bladnummering worden aangepast.


Pagina opmaak bepalen

  • Venster 'Ruimte overzicht' actief.
    1. Klik [ Printer… ] in venster 'Ruimte overzicht'
    2. Bepaal op tabblad 'Pagina Opmaak' lettertype en lettergrootte voor:
      • Koptekst
      • Inhoud van het overzicht
      • Voettekst
    3. Geef de koptekst/titel en de voettekst op:
      • Overschrijven van "Koptekst of titel" en "voettekst"
    4. Geef op hoe de paginanummering er uit moet zien:
      • Voorbeeld bij telstaat van 5 bladzijden op het derde blad:
      • Pagina %d: Pagina 3
      • Blad %d: Blad 3
      • Pagina %d van %dPagina 3 van 5
      • Blad %d van %dBlad 3 van 5
      • %d = het paginanummer of totaal aantal pagina's
    5. Klik op tabblad 'Marges' om de marges in te stellen
    6. Klik [ OK ]
      Het standaard Windows Print-venster verschijnt 
    7. Kies zonodig een andere printer en/of geef op wat er geprint moet worden. 
    8. Klik [ OK ]


Terug naar Inhoudsopgave