INHOUDSOPGAVE
Standaard instellingen
E-Schema
Algemeen
In verschillende .ini-bestanden worden standaardwaarden en –instellingen opgeslagen. Deze instellingen worden deels vanuit de applicatie tijdens het werken aangepast; voor een deel kunnen de instellingen via Instellingen in pulldownmenu Applicatie worden aangepast.
- In het bovenste vak worden 'Onderdeel' en 'Onderwerp' gekozen
- Het linker middenvak 'Sleutel' geeft een of meer mogelijkheden
- Het middelste middenvak 'Waarde' geeft de mogelijke waarden van de sleutel
- Het rechter middenvak 'Functie' geeft, indien van toepassing, de betekenis van de verschillende waarden
- In de onderste vakken kunnen wijzigingen en toevoegingen worden gemaakt.
De standaard instellingen worden initieel in C:\Program Files\Cadac Group\Techniek 10.x\UserDataCache\<applicatie>\I geplaatst. Per gebruiker worden deze mappen gekopieerd naar %APPDATA%\ Cadac Group \Techniek 10.x\<applicatie>.
Vanuit deze map worden de instellingen gelezen bij het starten van de applicatie.
Een aantal gegevens wordt in de registry opgeslagen.
Wijzigingen vanuit het 'Instellingen' venster zullen configuratiebestanden aanpassen.
Standaard instellingen aanpassen
- Selecteer 'Instellingen' in menu 'Applicatie'
Melding met vraag of tekening moet worden opgeslagen
- Klik op knop:
- [ Ja ] tekening wordt opgeslagen
- [ Nee ] tekening wordt niet opgeslagen
- Selecteer het 'Onderdeel' in het linker bovenvak van venster 'Instellingen'
- Selecteer het 'Onderwerp' in het rechter bovenvak
- Selecteer in vak 'Inhoud'een sleutel
De sleutel laat dan in het middelste vak de bijbehorende waarde ernaast zien. Eventueel wordt in het rechter vak een omschrijving getoond.
Als bij een sleutel één waarde hoort blijft het rechtervak 'Functie' leeg;
Als bij een sleutel meerdere waarden horen, worden deze waarden onder elkaar in het middelste vak getoond; de betekenis komt – voor zover van toepassing – in het vak 'Functie'. - Selecteer de waarde in het middelste vak
- Als een enkele waarde mogelijk is:
- Wijzig het gegeven onderin het venster
- Als meerdere waarden mogelijk zijn worden deze tevens getoond in het rechter vak (Functie):
- Selecteer de te wijzigen functie of waarde
- Wijzig de waarde onderin het venster
- Als een enkele waarde mogelijk is:
- Klik op knop [ Opslaan ] om de wijziging op te slaan
- Pas eventueel een andere instelling aan (stap 3 t/m 6)
- Klik op knop [ Stoppen ] om het venster te verlaten
Waarde toevoegen bij standaardinstelling
- Selecteer 'Instellingen' in menu 'Applicatie'
Melding met vraag of tekening moet worden opgeslagen
- Klik op knop:
- [ Ja ] tekening wordt opgeslagen
- [ Nee ] tekening wordt niet opgeslagen
- Selecteer het 'Onderdeel' in het linker bovenvak van venster 'Instellingen'
- Selecteer het 'Onderwerp'in het rechter bovenvak
Kijk welk scheidingsteken gebruikt wordt in het vak waarde: dit kan zijn een komma of een puntkomma. Dit scheidingsteken zal onder stap 7 gebruikt moeten worden.
- Selecteer in vak 'Inhoud'de aan te passen sleutel
De sleutel laat dan in het middelste vak de bijbehorende waarde ernaast zien. Eventueel wordt in het rechter vak een omschrijving getoond.
Als een functie wordt getoond ligt deze vast en mag geen waarde worden toegevoegd. - Selecteer de waarde in het middelste vak
- Voeg in het onderste vak achter de getoonde waarde toe:
komma of puntkomma (zie onder 4.) en dan de nieuwe waarde
- Klik op knop [ Opslaan ] om de wijziging op te slaan
- Klik op knop [ Stoppen ] om het venster te verlaten
Bij de herinstallatie van E-Schema zullen de gemaakte aanpassingen worden overschreven.
Het is dus verstandig om wijzigingen te documenteren.
Verwijderen van een standaard waarde
- Open het betreffende .ini-bestand in %APPDATA%\Cadac Group\Techniek 10.x\Es\I\ met Notepad.exe
Zie Bestanden met Standaardinstellingen - Verwijder de betreffende waarde.
- Sla het bestand op
Bij de installatie van E-Schema, herinstallatie of nieuwe versie, zullen de gemaakte aanpassingen worden overschreven.
Extra instelling voor tonen logfile bij inlezen vanuit DB
- Aanpassing van de Windows Registry
- In de Registry moet de volgende instelling gedaan worden:
HKEY_CURRENT_USER\Software\Nordined\Cad-Techniek\ES
Eventueel toevoegen, DWORD met naam: LogfileTOON - met inhoud:
- 0 = geen logfile tonen
- 1 = wel logfile tonen
- In de Registry moet de volgende instelling gedaan worden:
Presentatie attributen
Algemeen
Per Attribuut-Tag kan de instelling van de attributen apart worden ingeregeld:
- Hoofdletter/kleine letter
- Zichtbaar/onzichtbaar
- Leesbaar, rechtop
- Teksthoogte en –kleur
Het is mogelijk om de instellingen van attributen in het registry:
- Toe te passen bij invulling van (een van de ) attributen van een symbool ("klassiek")
- Bestaande aangepaste instellingen (hoofd/kleine letter, leesbaar/rechtop, tekstkleur en –hoogte) te behouden bij invulling van (een van de) attributen van een symbool ("modern")
Deze inregeling kan op twee manieren gebeuren:
- met een speciale functie
- met de algemene methode van instellingen aanpassen
De wijzigingen worden opgeslagen in de registry.
Presentatie attributen instellen
- Selecteer 'Instellingen Att.' in menu 'Applicatie'
- Selecteer het (type) symbool waarvan de attribuut presentatie moet worden aangepast
- Selecteer in venster 'Presentatie Attributen' de aan te passen attribuut (Tag)
- Klik op knop [ Instelling ]
- Selecteer in venster 'Instelling'de gewenste instelling
- Blanco, V Zichtbaar, I Onzichtbaar
- Blanco, O Kleine letter, K Hoofdletter, B Bewaakt
- Blanco, R Rechtop, L Leesbaar, X Altijd Rechtop
- Teksthoogte
- Kleur
- Altijd aanpassen
Bij keuze voor 'Blanco' wordt de betreffende eigenschap bij de afzonderlijke voorkomens van het symbool niet toegepast.
- Klik op knop [ OK ]
- Herhaal stap 5-6 voor elk aan te passen attribuut
- Klik in venster 'Presentatie Attributen' op knop [ OK ]om de functie te beëindigen
De aangepaste attribuut-instellingen gelden voor alle voorkomens van het attribuut, dus bij alle symbolen.
Wijze van tonen van de attributen, verklaring codes
In configuratiebestand Tags_ep.ini wordt vastgelegd hoe attributen moeten worden gepresenteerd: KR, KL, OR, OL, BR, BL, BX.
Deze instelling geldt voor het betreffende attribuut in elk symbool (block) waarin het voorkomt.
- Instelling zichtbaarheid
- V – Zichtbaar (visible)
- I - Onzichtbaar (invisible)
- Instelling letteruitvoering
- K - Kapitaal=hoofdletters
- O - onderkast=kleine letters
- B – Bewaakt
Bewaakt maakt gebruik van een woordenlijst. Als een woord wordt ingevuld dat niet in de woorden lijst voorkomt komt vraag: <woord> Schrijfwijze hoofdletters/kleine letters juist?- [ Ja ] het woord wordt in de woordenlijst opgeslagen en de volgende keer weer zo geschreven
- [ Nee ] Het woord wordt niet opgeslagen; een volgende keer wordt de vraag dus weer gesteld.
- Instelling leesrichting
- R - Rechtop=horizontaal
- L - Leesbaar=meedraaiend met rotatie van het symbool
- X - Altijd rechtop
- Instelling "Klassiek"
- Altijd aanpassen Aangevinkt;
De hiervoor opgegeven instellingen voor teksthoogte, tekstkleur en rotatie hebben voorrang op de direct bij het (standaard)symbool opgeslagen instellingen; - Altijd aanpassen Uitgevinkt;
De hiervoor opgegeven instellingen voor teksthoogte, tekstkleur en rotatie worden alleen toegepast op de geselecteerde symbolen. Voor de andere en nieuw te plaatsen symbolen worden de "klassiek " instellingen het (standaard)symbool opgeslagen instellingen gehandhaafd.
- Altijd aanpassen Aangevinkt;
De volgorde van de letters is niet van belang.
- Getal ervoor = minimale teksthoogte:
- 3.5KL = min. 3.5mm op plot, Kapitaal, Leesbaar (meedraaiend met rotatie symbool)
- Getal erachter geeft de tekstkleur:
- KL;7 = Kapitaal, Leesbaar, kleur 7
Rechtop werkt alleen bij attributen die MidCenter Justified zijn.
Met Extra Functies, Conversie, Update Attributes kunnen de instellingen op de gehele tekening worden toegepast.
Tekening
Algemeen
De instellingen van de tekening, zoals die bij het opstarten van de tekening zijn opgegeven kunnen achteraf nog gewijzigd worden.
- Plotschaal (voor E-Schema als regel 1:1)
De plotschaal wordt gebruikt om voor tekeningen om in modelspace te bepalen:- hoe groot het kader plus vouw- en snijlijnen moeten worden bij opgegeven formaat;
- hoe groot de werkelijke teksthoogte moet worden om de opgegeven teksthoogte op papier te krijgen.
- Tekeningformaat, kader-, vouw- en snijlijnen
Hierbij wordt rekening gehouden met de opgegeven plotschaal. Als het kader in paperspace wordt geplaatst wordt tevens een hulpkader in modelspace gezet. Oude kaders worden verwijderd. Tevens worden de Drawing Limits aangepast. - Teksthoogte (geldt alleen voor hierna te plaatsen teksten!)
Plotschaal
- Klik op knop
of selecteer 'Plotschaal' in menu 'Algemeen' en in vervolgmenu 'Tekening setup'
- Selecteer of wijzig in het venster 'Plotschaal' de instellingen
- Klik op Knop [ OK ]
Formaat
- Klik op knop
of selecteer 'Formaat' in menu 'Algemeen' en in vervolgmenu 'Tekening setup'
- Selecteer of wijzig in het venster 'Formaat' de instellingen
- Wijzig zonodig met knop [ Setup... ] de indeling van de vouwlijnen en marges
- Geef aan of het kader moet worden geplaatst (oude wordt dan verwijderd.)
- Klik op Knop [ OK ]
Update symbolen en attributen
Algemeen
Nordined symbolen die met een oudere versie zijn geplaatst kunnen worden geconverteerd naar de laatste versie.
Met de AutoCAD-functie BATTMAN kunnen attributen van een symbool worden verwijderd.
Met de functie 'Update Symbolen' wordt de grafische informatie aangepast, terwijl de attributen ongewijzigd blijven.
Met de functie 'Opslaan AttPos.' Kan een aanpassing van de attribuut-postie, -rotatie, tekstkleur/hoogte algemeen geldend gemaakt worden
Met de functie 'Update AttPos.' worden ontbrekende attributen aan een symbool toegevoegd, plaatsingsinstellingen en teksthoogte/-kleur volgens de standaard instellingen gezet; de (inhoud van de) bestaande attributen blijft ongewijzigd.
Update symbolen
- Selecteer 'Update symbolen' in menu 'Applicatie'
Van alle symbolen waarvan de blocknaam voldoet aan het filter wordt het grafische deel vervangen. Aan de inhoud van de attributen wordt niets gewijzigd.
Opslaan Attribuut eigenschappen
- Attribuut positie, rotatie, teksthoogte/kleur aangepast van het als standaard te stellen symbool (groep)
- Selecteer 'Opslaan AttPos.' in menu 'Applicatie'
- Selecteer het referentie symbool (waarvan de eigenschappen van de attributen als standaard gesteld moeten worden)
De gegevens worden vastgelegd in configuratiebestand ..\es\i\Attpos.ini
Update attributen
- Selecteer 'Update attpos.' in menu 'Applicatie'
- Selecteer de symbolen waarvan de attribuutinstellingen moeten worden ge-update (volgens de instellingen in Attpos.ini)
- Toets <Enter>om alle symbolen in de tekening te selecteren
Van alle symbolen waarvan de blocknaam voldoet aan het filter worden de attributen gecontroleerd.
Attributen worden zonodig toegevoegd en eventueel in hun oorspronkelijke positie, rotatie, kleur en teksthoogte teruggebracht.
- Toets <Enter>om alle symbolen in de tekening te selecteren
Bij Cadac maken we onderscheid tussen Sales, Service & Support. Sales & Service vinden wij vanzelfsprekend. Wij helpen u met de aanschaf van uw product, dienst, training of expert en zorgen ervoor dat u probleemloos aan de slag kunt. Gratis en voor niets. U kunt zorgeloos met uw software starten, wij zorgen ervoor dat u het meeste uit uw software kunt halen.
Loopt u tegen technische softwareproblemen aan? Dan kunt u gebruik maken van Cadac Support. Door de juiste informatie in te dienen kunnen wij u zo snel mogelijk helpen