INHOUDSOPGAVE
- Algemene functies
Algemene functies
Symbolen roteren en verschalen
Met deze functie kunnen geselecteerde symbolen worden geroteerd om hun eigen invoegpunt of worden verschaald t.o.v. hun eigen invoegpunt.
Lijnstukken kunnen tot één lijn gemaakt worden; twee lijnen kunnen op hun snijpunt in lijnstukken gebroken worden.
Deze functies kunnen niet voor wanden gebruikt worden.
Roteren van symbolen
- Klik op knop [Bewerk] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Overig' in het rolmenu
- Selecteer 'Roteer symbolen' in venster 'Bewerk overig'
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer de te roteren symbolen
- Klik op knop [ OK ] in het commandovenster, of toets <F11>
- Geef de nieuwe rotatie op
- Klik op knop [ OK ]
De geselecteerde symbolen worden geroteerd.
- Klik op knop [ Stoppen ] in het commandovenster, of toets <F12>.
Verschalen van symbolen
- Klik op knop [ Bewerk ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Overig' in het rolmenu
- Selecteer 'Verschaal symbolen' in venster 'Bewerk overig'
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer het type te verschalen symbool
- Klik op knop [ OK ] in het commandovenster, of toets <F11>
- Selecteer de te verschalen symbolen met de <window>- of <crossing>-optie
- Klik op knop [ OK ]
- Geef de verschalingsfactor op
- Klik op knop [ OK ]
De geselecteerde symbolen worden verschaald.
- Klik op knop [ Stoppen ] in het commandovenster, of toets <F12>.
Lijn helen
- Klik op knop [ Bewerk ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Overig' in het rolmenu
- Selecteer 'Heel lijnen' (niet voor wanden!) in venster 'Bewerk overig'
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer de twee lijnstukken die tot één lijn gemaakt moeten worden
- Klik op knop [ OK ] on het commandovenster, of toets <F11>
De twee lijnstukken worden tot één lijn gemaakt - Selecteer de volgende twee lijn stukken,
of
klik op knop [ Stoppen ] in het commandovenster of toets <F12>
Lijnen op kruispunt breken
- Klik op knop [ Bewerk ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Overig' in het rolmenu
- Selecteer 'Breek lijnen op kruispunt' (niet voor wanden!) in venster 'Bewerk overig'
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer de twee kruisende lijnen
- Klik op knop [ OK ] on het commandovenster, of toets <F11>
De beide lijnen worden op het snijpunt gebroken. - Selecteer de volgende twee lijn stukken,
of
klik op knop [ Stoppen ] in het commandovenster of toets <F12>
Maatvoeren
Voor het maatvoeren van de tekening worden de standaard AutoCAD-opties gebruikt.
Maatvoeren, enkele maat
- Selecteer knop [ Maten ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer type maatvoering (Horizontaal, Verticaal of Aligned) en te gebruiken opties in venster 'Bematen'
- Klik op knop [ Plaatsen ]
- Plaats 1e en 2e maatpunt (Gebruik AutoCAD plaatsingsfuncties)
- Plaats de maatlijn
- Bevestig met <Enter>
of
wijzig de uitgelezen maat. - Klik in het commandovenster op
- Knop [ Volgende ] voor plaatsen van de volgende maatlijn
- Knop [ Stoppen ] om terug te keren naar het venster Bematen
- Knop [ Opnieuw ] om net geplaatste maatlijn te verwijderen en opnieuw te tekenen.
Het standaard maatvoeringscommando van AutoCAD LT wordt gebruikt, waarbij associatief wordt gemaatvoerd. Dit betekent, dat als met het commando STRETCH de maatpunten verplaatsen (met het gemaatvoerde element) de maat automatisch wordt aangepast. Behalve als de maat handmatig is ingegeven.
Maatvoeren, kettingbemating
- Selecteer knop [ Maten ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer type maatvoering (Horizontaal, Verticaal of Aligned) en te gebruiken opties in venster 'Bematen'
- Klik op knop [ Plaatsen ]
- Plaats 1e en 2e maatpunt (Gebruik AutoCAD plaatsingsfuncties)
- Plaats de maatlijn
- Bevestig met <Enter>
of
wijzig de uitgelezen maat. - Klik in het commandovenster op Knop [ Stoppen ] om terug te keren naar het venster 'Bematen'
- Selecteer optie 'Continue' in venster 'Bematen'
- Plaats het volgende maatpunt en klik op knop [ Volgende ] in het commandovenster
Het standaard maatvoeringscommando van AutoCAD LT wordt gebruikt, waarbij associatief wordt gemaatvoerd. Dit betekent, dat als met het commando STRETCH de maatpunten verplaatsen (met het gemaatvoerde element) de maat automatisch wordt aangepast. Behalve als de maat handmatig is ingegeven.
Teksten en attributen bewerken
Geplaatste teksten en attributen kunnen groepsgewijs bewerkt worden:
- Wijziging van laagnaam
- Wijziging van kleur
- Wijziging van teksthoogte
- Vervanging van tekst(delen) door een andere tekst of tekstdeel
- Wijziging rotatie
Hierbij kunnen verschillende selectiemogelijkheden (filters) worden opgegeven op basis van:
- Laagnaam
- Kleur
- Teksthoogte
- Tekstinhoud
- Attribuutnaam
- Tekstrotatie
De standaard commando's om teksten te wijzigen zijn DDEDIT, DDMODIFY en CHANGE kennen deze combinatie van mogelijkheden niet.
Teksten worden met de standaard AutoCAD commando's TEXT, DTEXT en MTEXT geplaatst.
De MTEXT-teksten moeten worden geëxplodeerd (commando <EXPLODE> voor ze met deze functie van NOR-Bouwtechniek LT kunnen worden bewerkt.
Wijzigen teksten of attributen
- Selecteer knop [ Bewerk ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Bewerken tekst' in het Rolmenu
- Geef selectie criteria op voor de te vervangen teksten of attributen
- Geef de nieuwe tekst of teksteigenschappen op:
Tekstkleur kan worden bepaald- Automatisch: Volgens norm
of - Opgave: kleur.
- Automatisch: Volgens norm
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer de te wijzigen teksten of attributen
- Klik op knop [ OK ] in het commandovenster
Kleuren tekening wijzigen
De entiteiten (lijnen, teksten, symbolen, etc.) kunnen van kleur worden veranderd, zodat deze bijvoorbeeld niet (storend) op de voorgrond treden.
De gewijzigde tekening moet worden opgeslagen als .DXF-bestand; de oorspronkelijke tekening blijft ongewijzigd op het scherm.
De gewijzigde tekening (in DXF-formaat) moet vervolgens in AutoCAD worden geopend om de tekening te bewerken en/of als .DWG-bestand te kunnen opslaan om de tekening als XREF-tekening te kunnen gebruiken.
Kleuren tekeningonderdelen wijzigen
- Selecteer knop [ Bewerk ] in knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Kleuren in tekening wijzigen' in het rolmenu
- Geef in het venster op:
- Alles volgens de laagkleur te wijzigen
- En/of Alles naar een gelijke kleur om te zetten
- Geef zonodig een andere directory en bestandsnaam op
- Klik op knop [ OK ]
De kleuren in de tekening worden aangepast en de tekening wordt opgeslagen.
Gemeld wordt, dat de opgeslagen DXF tekening moet worden geopend om te kunnen bewerken. - Klik op knop [ OK ]
De oorspronkelijke tekening blijft hierbij ongewijzigd op het scherm.
Laagbewerkingen
Elementen die niet direct met NOR-Bouwtechniek LT kunnen worden getekend kunnen met standaard AutoCAD-commando’s worden getekend. Deze elementen moeten wel op de juiste laag worden gezet. Hiervoor moet de betreffende laag actief current) worden gemaakt.
Elementen op een foutieve laag kunnen op de juiste laag worden overgezet.
Lagen kunnen uit gezet worden (onzichtbaar) door het aanwijzen van een element op de betreffende laag.
Voor het aan/uit zetten van laaggroepen zie ook:
- Laaginstellingen
- Lagenbeheer
Laag actief maken
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Laag actief'
- Selecteer element op gewenste laag
- Klik op knop [ OK ]
Elementen van laag wijzigen
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Wijzig laag'
- Selecteer element op laag waarop element gezet moet worden
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer elementen die op aangewezen laag gezet moeten worden
- Klik op knop [ OK ]
Laag uit zetten
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Laag uit'
- Selecteer element op gewenste laag
- Klik op knop [ OK ]
Laaginstellingen
Voor het plotten en voor het bewerken van de tekening kan het handig zijn de standaard laaginstellingen aan te passen: aan/uit, kleur, lijntype.
Het is mogelijk elke aparte instelling op te slaan en weer in te lezen.
Door de standaard naamgeving van lagen kunnen de laaginstellingen in elke tekening gebruikt worden.
Laaginstelling opslaan
- Wijzig eventueel de laaginstellingen, in AutoCAD LT Menu: FORMAT, Layer…l)
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Laaginst. Opslaan'
- Geef laaginstelling een naam linksboven in het venster.
- LAGEN.SVL is standaard instelling
- standaard directory is C:\Program Files (x86)\Cadac Group\Lt 7\Blt\B
- extensie van bestand is .SVL
- Klik op knop [ OK ]
Laaginstelling inlezen
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze Laaginst. Opvragen
- Selecteer laaginstelling linksmidden in het venster
- LAGEN.SVL is standaard instelling
- standaard directory is C:\Program Files (x86)\Cadac Group\Lt 7\Blt\B
- extensie van bestand is .SVL
- Klik op knop [ OK ]
Laag voor laag wordt dan ingesteld. Dit kan enige tijd nemen.
Lagenbeheer
Laaggroepen kunnen simpel “aan” en “uit” worden gezet.
Standaard zijn laaggroepen gedefinieerd die binnen de applicatie zinvol zijn. Het is mogelijk om eigen laaggroepen te definiëren. Dit gebeurt met Notepad.exe in configuratiebestand ..\B\Layerman.ini.
Aan of Uit zetten van laaggroepen
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Lagen beheer' in het menu
- Selecteer de laaggroep(en) in venster 'Lagen'
- Voor het toepassen in de actieve viewport:
Vink 'In actieve viewport' “Aan” - Klik op knop [ Aan ] of knop [ Uit ]
De lagen worden resp. direct 'uit' of 'aan' gezet
- Klik op knop [ Sluiten ] om het venster te verlaten
Aanpassen laaggroepen
- Selecteer knop [ Lagen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer 'Lagen beheer' in het menu
- Klik op knop [ Instellen ]
Notepad.exe wordt gestart met ..\B\Layerman.ini
- Toevoegen van laaggroepen (aan venster Lagen)
- Voeg onder sectie [Lagensets] een nieuwe laaggroep toe:
- Structuur: “Omschrijving”=Laagnaam
- Als wildcards mag het volgende toegepast worden:
- ? Voor een willekeurig teken
- * Voor een willekeurige reeks tekens
- [lijst] voor een serie tekens b.v. [1-3] voor 1,2,3 ; [C-F] voor C,D,E,F
- Er mogen ook meerdere laagnamen, gescheiden door komma’s (,) achter elkaar gezet worden
- Voeg onder sectie [Lagensets] een nieuwe laaggroep toe:
- Wijzigen laaggroep
- Wijzig het laagfilter van de laaggroep onder sectie [Lagensets]
- Verwijderen laaggroep (uit venster Lagen)
- Verplaats de regel met de betreffende laaggroep onder sectie [Lagensets] naar onder sectie [Laagdefinities]
In venster 'Lagen' zullen alleen de laaggroepen worden getoond die onder sectie [Lagensets] staan; de laaggroepen onder sectie [Laagdefinities] worden niet getoond.
- Verplaats de regel met de betreffende laaggroep onder sectie [Lagensets] naar onder sectie [Laagdefinities]
- Toevoegen van laaggroepen (aan venster Lagen)
- Sla het gewijzigde bestand op
Eigen symbolen maken
Eigen symbolen zijn aan te maken en in een eigen symbolenmenu te zetten. Meerdere symbolenmenu's zijn aan te maken, en binnen deze menu's zijn submenu's aan te maken.
Vanuit dit eigen symbolenmenu kunnen de symbolen op tekening worden geplaatst.
De symbolen worden opgeslagen in map C:\ProgramData\Cadac\LT\7\NOR-Bouwtechniek LT\U, of zoals is ingesteld onder [ Opties ], [ Padinstellingen ].
In deze map staat een MS-Access database met nadere gegevens van de usersymbolen, en staat per symbool een .dwg en een .sld bestand
Aanmaken nieuw symbool
- Teken het symbool op laag 0
- Selecteer knop [ Eigen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Symbolen toevoegen'
- Vul in venster 'Eigen symbool aanmaken' de gegevens in
- Symboolnaam en omschrijving, die in het plaatsingsmenu moet komen
- Menugroep waarin symbool getoond moet worden; eventueel nieuwe groep aanmaken
- Eventueel submenu kiezen of nieuw aanmaken; bij het aanmaken van een submenu wordt ook een slide gemaakt als afbeelding binnen het iconenvenster
Eigen menu's en submenu's zijn ook aan te maken via het venster 'Wijzigen eigen menu'. - Laag waarop symbool geplaatst moet worden; eventueel via knop [ Selecteren ]
- Klik op knop [ Aanmaken ]
- Geef het invoegpunt van het symbool op tekening aan
- Klik op knop [ OK ]
- Selecteer alle elementen van het te maken symbool
- Klik op knop [ OK ]
- Geef gebied aan voor maken afbeelding
- Klik op knop [ OK ]
Opnemen bestaand symbool
- Symbool is al op de harde schijf/server aanwezig
- Selecteer knop [ Eigen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Symbolen toevoegen'
- Selecteer 'Symbool van schijf' en klik op knop [ Ophalen ]
- Selecteer 1 of meerdere symbolen van schijf
- Vul in venster 'Eigen symbool aanmaken' per symbool de overige gegevens in
- Symboolomschrijving, die in het plaatsingsmenu moet komen
- Menugroep waarin symbool getoond moet worden; eventueel nieuwe groep aanmaken
- Eventueel submenu kiezen of nieuw aanmaken; bij het aanmaken van een submenu wordt ook een slide gemaakt als afbeelding binnen het iconenvenster
- Laag waarop symbool geplaatst moet worden; eventueel via knop [ Selecteren ]
- Klik op knop [ Aanmaken ]
Het symbool wordt opgenomen in het menu.
Eigen symbolenmenu wijzigen
Bij het aanmaken van de eigen symbolen wordt het een eigen symbolenmenu opgebouwd. Dit eigen symbolenmenu is achteraf aan te passen.
De volgende wijzigingen zijn mogelijk:
- Wijzigen van de naam van een menu
- Toevoegen van een nieuw eigen menu en submenu
- Omschrijvingen, plaatsingslaag en wijze van plaatsing (al dan niet verschaald) van symbolen binnen het (sub)menu aanpassen
- Verplaatsen van symbolen naar ander menu (menugroep) of submenu
- Verwijderen van symbolen
Symbolen menu en submenu wijzigen, toevoegen of verwijderen
- Selecteer knop [ Eigen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Wijzigen menu'
- Aanmaken nieuw menu
- Klik in vak 'Huidig menu wijzigen' op knop [ Nieuw menu ]
- Geef de naam op in het popup venster
- Klik op knop [ OK ]
- Menunaam wijzigingen
- Selecteer linksboven in het venster het te wijzigen menu
- Klik in vak 'Huidig menu wijzigen' op knop [ Menunaam wijzigen ]
- Geef de nieuwe naam op in het popup venster
- Klik op knop [ OK ]
- Aanmaken nieuw submenu
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
Onder in het venster worden submenu gegevens en knoppen zichtbaar.
- Klik in vak 'Huidig submenu wijzigen' op knop [ Nieuw submenu ]
- Geef in het popup venster 'Submenu toevoegen' op:
- de omschrijving van het nieuwe menu
- in welk menu het submenu moet worden aangemaakt
- geef op of de slide van schijf moet komen, dat de slide moet worden aangemaakt
- Klik op knop [ Aanmaken ]
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
- Submenunaam aanpassen of submenu verwijderen
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
Onder in het venster worden submenu gegevens en knoppen zichtbaar.
- Selecteer rechtsboven het aan te passen submenu
- Klik in vak 'Huidig submenu wijzigen' op knop [ Submenunaam wijzigen ]
- Geef in het popup venster op:
- Voor een nieuwe naam:
Geef de nieuwe naam op en klik op [ OK ] - Voor verwijderen:
Maak veld leeg en klik op [ OK ] en bevestig dit in het vervolgvenster
- Voor een nieuwe naam:
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
- Volgorde submenu's in menu aanpassen
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
Onder in het venster worden submenu gegevens en knoppen zichtbaar.
- Selecteer boven in het venster het menu en vervolgens het submenu
- Klik in vak 'Huidig submenu wijzigen' op knop [ Volgorde ]
- Geef in het popup venster 'Volgorde binnen menu 'x'' het volgnummer op
- Herhaal de stappen voor elk submenu
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
- Submenu verplaatsen naar ander menu
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
Onder in het venster worden submenu gegevens en knoppen zichtbaar.
- Selecteer boven in het venster het menu en vervolgens het submenu
- Selecteer in vak 'Huidig submenu wijzigen' het menu waar het actieve submenu moet worden verplaatst
- Klik in vak 'Huidig submenu wijzigen' op knop [ Verplaats submenu ]
- Vink midden boven in het venster 'Submenu' aan
- Aanmaken nieuw menu
- Selecteer in venster 'Wijzigen eigen menu' de te wijzigen menu en eventueel submenu, en voer daar de wijzigingen op uit:
- Wijzigen van de menunaam
- Selecteer in venster 'Wijzigen eigen menu' de menugroep en vervolgens het te wijzigen symbool:
- Klik op knop [ Sluiten ]
Symbolen in menu en submenu wijzigen of verwijderen
- Selecteer knop [ Eigen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer menukeuze 'Wijzigen menu'
- Selecteer in venster 'Wijzigen eigen menu' de menugroep en vervolgens het te wijzigen symbool:
- Met knop [ Verwijder symbolen ]wordt het symbool uit het menu verwijderd;
Als het aankruisvak 'Ook van schijf' "aan" staat wordt het symbool ook van schijf verwijderd!
- Na keuze 'ander menu verplaatsen' van symbool met knop [ Verplaats symbool ];
- Na klikken op symbool kunnen Omschrijving, Laag en Verschaling (True/False) aangepast worden.
- Met knop [ Verwijder symbolen ]wordt het symbool uit het menu verwijderd;
- Klik op knop [ Sluiten ]
Eigen symbolen plaatsen
De eigen symbolen zijn vanuit aparte eigen symbolenmenu's te plaatsen. Het menu 'Algemeen' is standaard aanwezig
Plaatsen eigen symbolen
- Selecteer knop [ Eigen ] in Knoppenbalk NOR-Bouwtechniek LT
- Selecteer (een) eigen menu
- Selecteer het gewenste symbool in het iconenvenster 'Gebruikersmenu'
of
selecteer een submenu (herkenbaar aan het folder-icon) en daarin het gewenste symbool
Gebruik knop [ Hoofdmenu ] om vanuit een submenu terug te gaan - Klik op knop [ Plaatsen ]
- Geef het insertiepunt op in de tekening
- Bepaal de rotatie
- Klik op knop [ OK ]
- Zelfde symbool nogmaals plaatsen?
- Ja
Klik op knop [ Volgend ] - Nee
Klik op knop [ Stoppen ]Het symbool wordt automatisch op de laag geplaatst welke is opgegeven bij het aanmaken van het symbool.
- Ja
Eigen onderhoek
Bij het starten van een nieuwe tekening kunt u uw eigen stempel automatisch plaatsen. Deze symbolen kunnen ergens centraal staan waardoor alle NOR-LT-applicaties er gebruik van kunnen maken.
Een voorbeeld stempel (STEMPEL.DWG) staat in directory C:\Program Files (x86)\Cadac Group\LT 7\BLT\SS.
Een stempel is opgebouwd uit lijnen, vaste teksten en figuren (vignet) en uit variabele teksten, attributen.
Binnen de tekening kunnen alleen de variabele teksten worden gewijzigd; andere wijzigingen moeten in STEMPEL.DWG zelf worden aangepast.
Aanpassen onderhoek (STEMPEL.DWG)
- Zorg ervoor dat BHV Lt is afgesloten
- Start in AutoCAD LT tekening C:\Program Files (x86)\Cadac Group\LT 7\BLT\S\Stempel.dwg
- Wijzig en/of teken vaste gegevens met standaard AutoCAD-commando’s
- Voeg attributen toe (menu Draw, keuze Block, Define Attributes…)
of
met commando <DDATTDEF> - Wijzig attributen met commando <DDMODIFY>
- Sla de tekening op met commando <SAVE> in directory C:\ProgramData\Cadac\LT\7\NOR-Bouwtechniek LT\U
of
sla de tekening op met <SAVEAS> op in een andere map. Dit voorkomt dat uw stempel wordt overschreven bij installatie van een nieuwe Lt versie.
Maken nieuwe onderhoek
- Start in AutoCAD LT nieuwe tekening.
- Teken lijnen, plaats vaste teksten en symbolen met standaard AutoCAD-commando’s.
- Voeg attributen toe (menu Draw, keuze Block, Define Attributes…
of
met <DDATTDEF>) - Maak stempel-symbool aan
- Selecteer in menu Draw, keuze Block/Make, optie DWG File
of
type commando <WBLOCK> - Geef als naam op STEMPEL.DWG in directory C:\ProgramData\Cadac\LT\7\NOR-Bouwtechniek LT\U
- Blockname:
toets <ENTER> - Selecteer alle elementen van het stempel
- Geef als invoegpunt op de rechter benedenhoek
Hierna verdwijnt het stempel uit de tekening, en wordt weggeschreven naar de harde schijf.
Onderhoek binnen de NOR-Applicatie bekend maken
- Stempel reeds aangemaakt/aanwezig op schijf.
- Klik op knop [ Opties ] in de BLT-knoppenbalk
- Klik op knop [ Stempels ] in venster 'Opties'
- Klik op knop [ Onderhoek Toevoegen ] in venster 'Onderhoeken'
- Selecteer het gewenste bestand
- Geef de omschrijving op
- Klik op knop [ OK ]
Voor de andere NOR-LT-applicaties is de toegevoegde onderhoek hiermee ook beschikbaar.
Invullen en wijzigen variabele gegevens in onderhoek
- Stempel reeds geplaatst in tekening
- Toets DDATTE
- Klik in het betreffende vak en vul in of wijzig de tekst
- Klik op knop [ OK ]
Opmerkingen
- De onderhoek wordt automatisch geplaatst op laag BL$4A---_STEMPEL.
- Alle elementen in STEMPEL.DWG op Laag 0 krijgen kleur en lijntype van de laag waarop het stempel wordt geplaatst.
- Indien verscheiden kleuren en/of lijntypes nodig zijn kan dit op 2 manieren gebeuren:
- Kleur en lijntype per element bepalen
of - Extra lagen aanmaken met eigen kleuren:
- BB$4A---_STEMPEL voor de attributen
- BA$4A---_STEMPEL voor arceringen
- BT$4A---_STEMPEL voor (vaste) teksten
- Kleur en lijntype per element bepalen
Bij Cadac maken we onderscheid tussen Sales, Service & Support. Sales & Service vinden wij vanzelfsprekend. Wij helpen u met de aanschaf van uw product, dienst, training of expert en zorgen ervoor dat u probleemloos aan de slag kunt. Gratis en voor niets. U kunt zorgeloos met uw software starten, wij zorgen ervoor dat u het meeste uit uw software kunt halen.
Loopt u tegen technische softwareproblemen aan? Dan kunt u gebruik maken van Cadac Support. Door de juiste informatie in te dienen kunnen wij u zo snel mogelijk helpen