• Cadac. Enabling digital starts here.
  • Autodesk Platinum Partner
  • Cadac Loyalty Program: exclusieve voordelen & cashback
  • +31 88 9322 333

Hoe werkt TheModus Professional?


Laatst gewijzigd op: 27 augustus 2024


INHOUDSOPGAVE



Introductie TheModus Professional


'TheModus Professional' biedt volledige BIM ondersteuning voor de BIM Modelleurs en de BIM Managers voor alle disciplines in het bouwproces.

'TheModus Professional' biedt een scala aan features welke samen gebruikt worden om krachtige workflows te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld prefabriceren.

 

Met 'TheModus Professional' modelleren BIM modelleurs sneller, wordt de kwaliteit van de resultaten verhoogd en worden processen die gebruik maken van de BIM data geoptimaliseerd.

 

Met TheModus Professional:

  • Kunt u snel uw tekeningen annoteren
  • Kunt u snel uw informatie in het project organiseren
  • Modelleert u sneller door de productiviteitsondersteuning, waaronder een collectie bewerkfuncties voor de werktuigbouwkundig en elektrotechnisch modelleurs
  • Heeft u toegang tot de AutoCAD toepassingen Techline en Nordined;
  • Kunt u gebruik maken van specifieke oplossingen van fabrikanten, zoals de beugelroutine Dyka Vacurain van Walraven.
  • Maakt u elektra schema's;
  • Genereert u project documentatie;
  • Beheert u sparingen;
  • Genereert u maatvoering;
  • Berekent u zwaartepunten;
  • Stelt u gebouwen samen op basis van opties;
  • Maakt u verlichtingsplannen samen met Dialux;
  • Maakt u werktuigbouwkundige berekeningen samen met VABI;
  • Maakt u werktuigbouwkundige berekeningen samen met BINK;

Dankzij TheModus Professional:

  • Kunnen de modelleurs van alle disciplines sneller en efficiënter werken;
  • Krijgt u grip op de gigantische hoeveelheid informatie welke gedurende het modelleren geproduceerd wordt;
  • Worden vele tijdrovende en complexe BIM processen geautomatiseerd;
  • Worden resultaten gecreëerd op basis van uw eigen bureaustandaarden;
  • Optimaliseert u complexe processen;
  • Verminderd u verborgen kosten;
  • Verminderd u faalkosten;
  • Versnelt u processen.

'TheModus Professional' is beschikbaar voor alle disciplines.


Terug naar Inhoudsopgave


Productiviteit versnellers

TheModus kent een aantal productiviteit versnellers. Dit zijn eenvoudige hulpmiddelen welke:

  • het aantal klik handelingen voor modelleurs drastisch doet verminderen
  • snel informatie doen opzoeken
  • het modelleren doet vereenvoudigen

De belangrijkste voordelen van de productiviteitversnellers zijn:

  • Modelleurs modelleren sneller;
  • Modelleurs spenderen meer tijd aan het model, dan aan het gebruik van de applicatie;

De collectie productiviteitversnellers is geschikt voor alle disciplines in het bouwproces van ontwerp tot en met beheer.


Terug naar Inhoudsopgave


Artikelnummer toevoegen (alleen voor systemfamilies)

Buizen, luchtkanalen, conduits en kabelgoten worden geplaatst via pipe-, cabletray, conduit en ducttypes. Dit zijn systemfamilies waar standaard geen artikelnummer aan wordt toegekend.


Met TheModus 'Artikelnummer Toevoegen' worden deze systemfamilies opgespoord in het model, en daar waar mogelijk van een artikelnummer voorzien.

 

Volg onderstaande stappen om artikelnummers toe te voegen:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik [ Indelen ] en dan [ Artikelnummer toevoegen ] in het paneel [ Productiviteit ]
    Het artikelnummer wordt toegevoegd aan alle systemfamilies waar mogelijk.


Terug naar Inhoudsopgave


Automatisch nummeren


Zodra modellen gebruikt gaan worden voor de productie, is het noodzakelijk dat elementen voorzien worden van nummers. Het is natuurlijk altijd mogelijk om de elementen één voor één te voorzien van een nummer, bijvoorbeeld met behulp van een schedule. Met TheModus 'Automatisch nummeren' kan deze heftige klus in slechts enkele klikhandelingen.

 

Er bestaan 2 routines:

De eerste routine geeft zelf een volgnummer aan een selectie van elementen. De gebruiker geeft hier de structuur van het nummer op, de analyse richting en maakt een selectie van alle elementen welke genummerd moeten worden.

Bij de tweede routine bepaalt de gebruiker zelf in welke volgorde de elementen genummerd worden. De gebruiker geeft ook hier de structuur van het nummer op en klikt dan vervolgens één voor één de elementen aan, in de volgorde zoals de gebruiker deze genummerd wil hebben. 

 

Volg onderstaande stappen voor het automatisch nummeren van elementen: 

  • Maak een selectie van de elementen welke genummerd moeten worden;
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik [ Indelen ] en dan [ Automatisch nummeren ] in het paneel [ Productiviteit ].
  • Bij 'Nummering syntax':
    • Vink [ Prefix ] aan als u een prefix wilt toevoegen en geef de waarde op;
    • Vink [ Categorie Code ]aan als u een afkorting van de Revit categorie wilt toevoegen;
      • Klik [ ... ] om een selectie van categorieën te maken.
      • Klik [ OK ]
    • Vink [ Level parameter ] aan als u een parameterwaarde van een level wilt toevoegen en selecteer de parameter welke de waarde bevat;
    • Geef bij 'koppelteken' een gewenst koppelteken op;
  • Bij 'Filtering':
    • Activeer 'Selectie' om de actieve selectie te gebruiken
      of
    • Om een selectie te maken;
      • Activeer 'View' om alle elementen in de actieve view te gebruiken;
      • Klik [ ... ] achter 'Filter categorieën' om een categorie als filter te gebruiken;
  • Bij 'Volgorde':
    • Activeer 'Automatisch' als u volledig automatisch wilt laten nummeren. Bepaal de volgorde;
      • Activeer 'Level - Horizontaal - Vertikaal' om deze volgorde te gebruiken.
      • Activeer 'Level - Vertikaal - Horizontaal' om deze volgorde te gebruiken.
    • Activeer 'Handmatig' als u de elementen één voor één wilt selecteren. 
  • Bij 'Te gebruiken levels':
    • Activeer 'Alle' om alle levels te gebruiken
    • Activeer 'Specifiek'om specifieke levels te gebruiken
      • Activeer 'Building story' om alleen 'Building story levels' te gebruiken.
      • Activeer 'Structural' om alleen 'Structural levels' te gebruiken.
  • Bij 'In te vullen parameter':
    • Geef de parameter op waar het nummer moet worden weggeschreven;
    • Bepaal of bestaande waarden mogen worden overschreven;
    • Bepaal of de functie moet doorgaan met de bestaande nummers;
    • Geef bij [ Startnummer ] het startnummer op. Dit mag een numerieke waarde zijn (001), maar ook alfabetisch (aaa).
  • Klik [ OK ] om te starten.
    Als u gekozen heeft om handmatig te nummeren, sluit dan de procedure af met <Esc>


Terug naar Inhoudsopgave


Prefabnummer toevoegen

Ter voorbereiding van prefab werkzaamheden is het noodzakelijk om in het BIM-model de juiste objecten te voorzien van een prefab nummer.

TheModus 'Prefabnummer toevoegen' is een eenvoudig hulpmiddel welke een bestaand of nieuw prefabnummer toekent aan een selectie van objecten welke samen het prefab deel vormen.

 

TheModus 'Prefabnummer toevoegen' maakt gebruik van een filter op basis van categorieën. Bij het selecteren van de objecten worden alleen objecten toegevoegd aan de selectie die voldoen aan de filter. De eerste keer dat u TheModus 'Prefabnummer toevoegen'  gebruikt staan mogelijk niet alle gewenste categorieën geactiveerd in de filter.

Volg onderstaande stappen om de filter in te stellen:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Prefabnummer toevoegen ].
  • Maak geen selectie, klik [ Finish ] of [ Cancel ]
  • Klik om de lijst categorieën te openen
    • Activeer de gewenste categorieën
    • Klik [ OK ] om de filter op te slaan.
      Deze filter wordt de volgende keer automatisch toegepast.
  • Klik [ OK ]
    De filter is ingesteld.
  • Klik [ OK ] bij de melding: 'Geen Prefabnummer geselecteerd'

 

Volg onderstaande stappen voor het toekennen van prefabnummers aan objecten:

  • Selecteer de gewenste objecten welke tot een prefab set behoren;
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Prefabnummer toevoegen ].
  • Geef een nieuw nummer op
    of
  • Selecteer en bestaand prefabnummer. 
  • Klik [ OK ]
    Het prefab nummer is nu toegevoegd.

 

N.B. 

  • Het nummer wordt toegevoegd aan de project parameter "prefabnummer". Bestaande informatie wordt overschreven.
  • Het prefabnummer wordt ook toegevoegd aan alle 'Shared nested families';
  • De instellingen worden opgeslagen in het bestand 'AECSettings.xml' in %localappdata%\Cadac Group\TheModus Revit Addin\Config\Documentation


Terug naar Inhoudsopgave


Positienummer toevoegen


Ter invulling van prefab werkzaamheden is het noodzakelijk om de objecten in een prefab set te markeren. TheModus 'Positienummer toevoegen' is een eenvoudig hulpmiddel welke de objecten in een prefab set voorziet van een volgnummer, zodat alle objecten altijd uniek zijn gecodeerd. 

 

TheModus 'Positienummer toevoegen' maakt gebruik van een filter op basis van categorieën. Bij het selecteren van de objecten worden alleen objecten toegevoegd aan de selectie die voldoen aan de filter. De eerste keer dat u TheModus 'Positienummer toevoegen' gebruikt staan mogelijk niet alle gewenste categorieën geactiveerd in de filter.

Volg onderstaande stappen om de filter in te stellen:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Positienummer toevoegen ].
  • Klik om de lijst categorieën te openen
    • Activeer de gewenste categorieën
    • Klik [ OK ] om de filter op te slaan.
      Deze filter wordt de volgende keer automatisch toegepast.
  • Klik [ OK ]
    De filter is ingesteld.
  • Klik [ OK ] bij de melding: 'Geen Prefabnummer geselecteerd'

 

Volg onderstaande stappen voor het toekennen van positienummers aan objecten:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Positienummer toevoegen ]
  • Selecteer de prefab sets, waarin de objecten moeten worden gemarkeerd. 
  • Klik [ OK ]
    Ieder object krijgt nu een uniek nummer per positienummer.

 

N.B. 

  • Het nummer wordt toegevoegd aan de project parameter "positienummer". Bestaande informatie wordt overschreven.
  • Het positie nummer wordt ook toegevoegd aan alle 'Shared nested families';
  • De instellingen worden opgeslagen in het bestand 'AECSettings.xml' in %localappdata%\Cadac Group\TheModus Revit Addin\Config\Documentation.


Terug naar Inhoudsopgave


Viewtypes aanmaken


Modelleurs maken in Autodesk Revit veel gebruik van viewtemplates en viewtypes. 

Viewtemplates bevatten erg veel instellingen, welke op veel plekken kunnen worden gebruikt. Bijvoorbeeld in de project browser. 

Door gebruik te maken van viewtypes is het eenvoudiger om overzicht te behouden over alle gebruikte viewtemplates in het project. 

Het is niet mogelijk om viewtypes te exporteren naar een ander project. Viewtemplates wel. Tevens worden in andere applicaties ook viewtypes gevraagd. Bijvoorbeeld bij TheModus Documentation. 

Het gebruik van viewtypes wordt dan ook sterk aanbevolen.

 

Met 'Viewtypes aanmaken' kunt u eenvoudig viewtypes aanmaken op basis van beschikbare viewtemplates.

 

Volg onderstaande stappen voor het aanmaken van viewtypes op basis van viewtemplates:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik op [ Hulpmiddelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Viewtypes aanmaken ].
    Het overzicht toont enkele mutatie mogelijkheden voor de naam van de viewtype, alsmede een tabel met alle gevonden viewtemplates.
  • U kunt een voorvoegsel toevoegen aan de naam van de viewtype. Geef het voorvoegsel op in het veld 'Prefix'. Dit is niet verplicht.
  • Met [ Default items aangevinkt ] geeft u aan of standaard alle viewtemplates aangevinkt moeten zijn of juist niet. Zet deze uit als u slechts een aantal viewtemplates wilt gebruiken voor het aanmaken van viewtypes.
  • Als de naam van de viewtemplate karakters heeft welke u wilt vervangen, type de te vervangen karakters dan in 'Karakter om te vervangen' . Geef de gewenste karakters op in 'Vervangings karakter' . Als u hier niets opgeeft, dan wordt de karakterset bij 'Karakter om te vervangen'  verwijderd uit de naam van de viewtype.
  • Selecteer de gewenste viewtemplates.
  • Klik [ AANMAKEN ] om de procedure te starten.
    De viewtypes worden nu aangemaakt met daaraan gekoppeld de geselecteerde viewtemplate.


Terug naar Inhoudsopgave


Gelinkte Revit bestanden aan / uit

Modelleurs maken in Autodesk Revit veel gebruik van gelinkte bestanden. Met name als er met derden wordt samengewerkt.

Modelleren met gelinkte bestanden is niet altijd even prettig. Modelleurs willen dan ook de gelinkte bestanden snel even kunnen uitzetten, maar ook weer aanzetten. 

 

Volg onderstaande stappen voor het uitzetten van gelinkte bestanden in de actieve view:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik op [ Hulpmiddelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Gelinkte Revit bestanden uit ].

De gelinkte bestanden in de actieve view worden nu uitgezet.

 

Volg onderstaande stappen voor het aanzetten van gelinkte bestanden in de actieve view:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ];
  • Klik op [ Hulpmiddelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Gelinkte Revit bestanden aan ].

Alle gelinkte bestanden in de actieve view worden aangezet.


Let op! 

De functie overschrijft eventuele instellingen in een viewtemplate!


Terug naar Inhoudsopgave


Gebouwen samenstellen op basis van opties

Seriematige bouw is geen onbekend fenomeen. Met name in de woningbouw en in de unitbouw is er in hoge mate sprake van seriematigheid. 

Deze seriematigheid vereist een hoge repetitiefactor bij het maken van de bouwcomponenten. In een BIM model moet hiermee rekening worden gehouden. 

 

'TheModus Opties' ondersteunt de modelleur in het voorkomen van repeterende werkzaamheden. De techniek is gebaseerd op het gebruik van Revit groepen, welke samengesteld kunnen worden tot gebouwopties. Een gebouwoptie bestaat in deze uit één of meer Revit groepen. 

 

Deze Revit groepen worden beheerd in een apart model, ook wel een tasveld genoemd. In dit tasveld worden alle optiesets samengesteld. Hierbij kunnen meerdere optiesets gebruik maken van dezelfde Revit groepen.

Vervolgens kan een project worden uitgevoerd. In het projectmodel kunnen meerdere optiesets worden aangeroepen, welke uiteindelijk samen leiden tot een gebouw of gebouwdeel. De gebruiker maakt dus een selectie van optiesets. Vervolgens worden in één handeling op een vaste positie de groepen binnen deze optiesets geplaatst. Als voorbeeld selecteer je bijvoorbeeld de gevels van de begane grond, de gevels van een verdieping, de zolder, de inrichting van de begane grond en de inrichting van de verdieping. Het resultaat is een woning. Maak je een nieuwe selectie, dan wordt de hele woning opnieuw samengesteld.  

Op deze manier kan je heel snel een aspectmodel van een woning maken.

 

Voor het gebruik van 'TheModus Opties' moet een tasveld beschikbaar zijn. Hierin moeten bouwdelen gebundeld zijn tot een Revit groep. Voor iedere groep is het belangrijk dat het nulpunt op de correcte plaats wordt gelegd. Dit nulpunt wordt namelijk gebruikt voor het automatisch plaatsen van de optiesets. Houdt hierbij rekening met de verdiepingen. 

Een tasveld in combinatie met 'Global Parameters' levert nog meer dynamiek. Je kan nu in bepaalde mate ook de beukmaten van de bouwdelen parametrisch beïnvloeden.

 

Voordat de optiesets gebruikt kunnen worden in een project, moeten eerst optiesets gemaakt worden in een tasveld. Volg onderstaande stappen voor het inrichten van een tasveld: 

  • Maak een model, met daarin de gewenste bouwopties;
  • Maak van iedere bouwoptie een groep;
     
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Samenstellen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Optiesets samenstellen ]
    Een formulier opent;
  • Onder [ Beschikbare Revit groups ] worden alle Revit groepen getoond zoals deze in het model zitten;
  • Onder [ Beschikbare optiesets ]worden alle optiesets getoond. U kunt hier nieuwe optiesets aanmaken, namen wijzigen, optiesets importeren of een optieset verwijderen:
    • Voor het maken van een optieset:
      • Klik  (Nieuw)
      • Geef de naam van de optieset op;
      • Klik [ OK ]
    • Voor het hernoemen van de optieset:
      • Selecteer de optieset;
      • Klik (Hernoem)
      • Geef de nieuwe naam van de optieset op;
      • Klik [ OK ]
    • Voor het importeren van de optieset:
      • Open een ander tasveld (bron);
      • Ga naar het doel tasveld;
      • Klik (Import) om de import te starten.
        Een nieuw formulier wordt geopend;
      • Selecteer het bron tasveld;
        • Vink [] 'Optiesets voor bestemming overschrijven' "AAN" als u de bestaande optiesets wilt overschrijven;
        • Vink [] 'Optiesets voor bestemming overschrijven' "UIT" als u de (nieuwe) optiesets wilt toevoegen.
      • Klik [ IMPORT ]
    • Voor het verwijderen van de optieset:
      • Selecteer de optieset;
      • Klik (Verwijder)
      • Klik:
        • [ Ja ] om de optieset te verwijderen
        • [ Nee ] om de optieset te behouden.
  • Aan iedere optieset moeten de juiste groepen worden verbonden.
    • Selecteer één of meerdere groepen.
    • Selecteer één of meerdere optiesets.
    • Klik 'Verbinden >>'.
      De optieset wordt toegevoegd onder '3. Samengestelde optiesets'.
  • Indien u een optieset wilt verwijderen:
    • Selecteer dan de optieset onder '3. Samengestelde optiesets'
    • Klik (Verwijder)
    • Herhaal bovenstaande stappen voor alle optiesets.
  • Klik [ Opslaan ] zodra gereed.

De optiesets worden in de 'extensible storage' van het tasveld opgeslagen.

 

Volg onderstaande stappen voor het samenstellen van een gebouw met behulp van optiesets:

  • Open de gewenste tasvelden. Dit mogen meerdere tasvelden zijn;
  • Maak een nieuwe model;
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Samenstellen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Gebouw samenstellen ]
    Een formulier opent;
  • U gaat één aspectmodel maken van een woning:
    • Selecteer alle gewenste opties;
    • Klik [ Samenstellen ]
    • Het gebouw wordt samengesteld. Herhaal bovenstaande stappen om de samenstelling te wijzigen. De bestaande samenstelling wordt dan verwijderd.

N.B. 

Omdat met Revit groepen wordt gewerkt, kan Revit vragen stellen met betrekking tot de typenamen van objecten. U kunt deze vragen onderdrukken door [] 'Accepteer meldingen over bestaande types' "AAN" te vinken .


Terug naar Inhoudsopgave


Werktuigbouwkundige hulpmiddelen

TheModus bevat een collectie aan werktuigbouwkundige hulpmiddelen, genaamd de bewerkfuncties. Deze bewerkfuncties ondersteunen de modelleur bij het modelleren en bewerken van onder andere leidingsystemen. 

De bewerkfuncties optimaliseren niet alleen Autodesk Revit, maar houden ook nog rekening met de Nederlandse normen. Daarnaast sluiten de bewerkfuncties naadloos aan, aan de Uniforme Objecten Bibliotheek.

De bewerkfuncties ondersteunen vooral de werktuigbouwkundig modelleur. Ze voorkomen veel tijdrovende handelingen en ondersteunen bij het verwerken van complexe oplossingen.


Genereer bocht

Een bocht maken in een leiding lijkt vaak eenvoudiger dan gedacht. Zo lijkt dit ook in Autodesk Revit. De praktijk is echter anders. Zodra een bocht 90 graden is zal Autodesk Revit zelf een goede oplossing vinden. Echter zodra deze hoek afwijkt, of er zijn hoogteverschillen in de leidingen, of er is weinig ruimte voor een bochtoplossing, dan maakt Autodesk Revit geen goede oplossingen.

Met de TheModus Bewerkfuncties kunnen complexe bochtoplossingen worden gevonden. Deze bochtoplossingen houden ook rekening met Nederlandse normen. 

De TheModus Bewerkfuncties zoeken eerst naar oplossingen met UOB producten. Als er geen oplossingen gevonden worden, dan wordt gezocht naar een oplossing met generieke content. Als er dan geen oplossing is wordt de TheModus database geraadpleegd.

 

Volg onderstaande stappen voor het genereren van een bochtoplossing:

  • Selecteer 2 leidingen die met een bocht verbonden moeten worden.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt geactiveerd;
  • Klik [ Aansluitoplossingen ] en vervolgens [ Genereer bocht ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ]
    Er wordt een nieuw formulier geopend;
    De tabel linksboven toont alle gevonden oplossingen. De tabel rechtsboven toont alle noodzakelijke materialen voor de beschikbare oplossing. De 3D viewer geeft een grafische weergave van de oplossingen.
  • Kies de gewenste oplossing;
  • Klik [ Accepteren ] en de gekozen oplossing wordt verwerkt.

TheModus maakt zelf een logische sortering van de gevonden oplossingen. Doorgaans is dit de oplossing met de minste hulpstukken. U kunt ervoor kiezen dat altijd de eerste oplossing wordt gekozen, zonder dat het formulier met de 3D viewer opstart. Houdt de <Shift> toets ingedrukt zodra u [ Genereer bocht ] aanklikt. De eerst gevonden oplossing zal dan meteen worden geplaatst.


Terug naar Inhoudsopgave

Genereer T

Een T-aansluiting maken in een leiding lijkt vaak eenvoudiger dan gedacht. Zo lijkt dit ook in Autodesk Revit. De praktijk is echter anders. Zodra een T-aansluiting 45° of 90° is zal Autodesk Revit zelf een goede oplossing vinden. Echter zodra hoeken afwijken, of er zijn hoogteverschillen in de leidingen, of er is weinig ruimte voor een oplossing, dan maakt Autodesk Revit geen goede oplossingen.

Met de TheModus Bewerkfuncties kunnen complexe T-oplossingen worden gevonden. Deze T-oplossingen houden ook rekening met Nederlandse normen. 

De TheModus Bewerkfuncties zoeken eerst naar oplossingen met UOB producten. Als er geen oplossingen gevonden worden, dan wordt gezocht naar een oplossing met generieke content. Als er dan geen oplossing is wordt de TheModus database geraadpleegd.

 

Volg onderstaande stappen voor het genereren van een bochtoplossing:

  • Selecteer 2 of 3 leidingen die met een T verbonden moeten worden.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt geactiveerd;
  • Klik [ Aansluitoplossingen ] en vervolgens [ Genereer T ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ].
    Er wordt een nieuw formulier geopend;
    De tabel links boven toont alle gevonden oplossingen. De tabel rechts boven toont alle noodzakelijke materialen voor de beschikbare oplossing. De 3D viewer geeft een grafische weergave van de oplossingen. Kies de gewenste oplossing;
  • Klik [ Accepteren ] en de gekozen oplossing wordt verwerkt.

TheModus maakt zelf een logische sortering van de gevonden oplossingen. Doorgaans is dit de oplossing met de minste hulpstukken. U kunt ervoor kiezen dat altijd de eerste oplossing wordt gekozen, zonder dat het formulier met de 3D viewer opstart. Houdt de <Shift> toets ingedrukt zodra u [ Genereer T ] aanklikt. De eerst gevonden oplossing zal dan meteen worden geplaatst.


Terug naar Inhoudsopgave

Genereer koppeling

Een koppeling maken in een leiding lijkt vaak eenvoudiger dan gedacht. Zo lijkt dit ook in Autodesk Revit. Autodesk Revit neemt alleen de koppeling zoals deze beschikbaar is in de 'Routing Preferences'. Dit is vaak niet afdoende. 

Met de TheModus Bewerkfuncties kunnen meerdere oplossingen gevonden worden voor koppelingen. Deze oplossingen houden ook rekening met Nederlandse normen. 

De TheModus Bewerkfuncties zoeken eerst naar oplossingen met UOB producten. Als er geen oplossingen gevonden worden, dan wordt gezocht naar een oplossing met generieke content. Als er dan geen oplossing is wordt de TheModus database geraadpleegd.

 

Volg onderstaande stappen voor het genereren van een koppeling:

  • Selecteer 2 leidingen in lijn die met een koppeling verbonden moeten worden.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt geactiveerd;
  • Klik [ Aansluitoplossingen ] en vervolgens [ Genereer koppeling ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ]
    Er wordt een nieuw formulier geopend;
    De tabel links boven toont alle gevonden oplossingen. De tabel rechts boven toont alle noodzakelijke materialen voor de beschikbare oplossing. De 3D viewer geeft een grafische weergave van de oplossingen.
  • Kies de gewenste oplossing;
  • Klik [ Accepteren ] en de gekozen oplossing wordt verwerkt.

TheModus maakt zelf een logische sortering van de gevonden oplossingen. Doorgaans is dit de oplossing met de minste hulpstukken. U kunt ervoor kiezen dat altijd de eerste oplossing wordt gekozen, zonder dat het formulier met de 3D viewer opstart. Houdt de <Shift> toets ingedrukt zodra u [ Genereer koppeling ] aanklikt. De eerst gevonden oplossing zal dan meteen worden geplaatst.


Terug naar Inhoudsopgave


Passend maken

Autodesk Revit kan slechts een appendage beperkt plaatsen in een leiding. Bij het plaatsen van een appendage zijn vaak één of meerdere hulpstukken noodzakelijk bij iedere poort.

De TheModus Bewerkfuncties maken het mogelijk om de juiste hulpstukken te zoeken en te plaatsen bij een geplaatste appendage in een leiding.

De TheModus Bewerkfuncties zoeken eerst naar oplossingen met UOB producten. Als er geen oplossingen gevonden worden, dan wordt gezocht naar een oplossing met generieke content. Als er dan geen oplossing is wordt de TheModus database geraadpleegd.

 

Volg onderstaande stappen voor het passend maken van een appendage in een leiding:

  • Selecteer een appendage.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt geactiveerd;
  • Klik [ Aansluitoplossingen ] en vervolgens [ Passend maken ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ]

De appendage wordt voorzien van de juiste hulpstukken.


Terug naar Inhoudsopgave

Opdelen leiding / kanaal

Autodesk Revit houdt geen rekening met vaste leiding lengten. De lengte van leidingen is altijd bepaald door de afstand tussen 2 fittingen. Leidingen zijn echter in standaard handelslengten leverbaar.

Met de TheModus Bewerkfuncties kunnen leidingen opgedeeld worden in standaard leidinglengtes. Bij het opdelen van de leidingen wordt meteen een passende koppeling geplaatst. Bij dit opdelen kan rekening gehouden worden met meerdere handelslengtes. U kunt handelslengtes apart opslaan per bijvoorbeeld uitvoeringstype.

De TheModus Bewerkfuncties zoeken eerst naar oplossingen met UOB producten. Als er geen oplossingen gevonden worden, dan wordt gezocht naar een oplossing met generieke content. Als er dan geen oplossing is wordt de TheModus database geraadpleegd.

 

Volg onderstaande stappen voor het opdelen van leidingen:

  • Selecteer de leidingen welke opgedeeld moeten worden.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt geactiveerd;
  • Klik [ Aansluitoplossingen ] en vervolgens [ Opdelen leiding / kanaal ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ]
    Er wordt een nieuw formulier geopend;
  • U kunt bij 'Verdeling' een naam opgeven als u de verdeling vaker wilt gebruiken;
  • U kunt bij 'Standaard lengtesde beschikbare standaard lengtematen in mm opgeven.
    • Als u een lengte wilt verwijderen, selecteer dan die regel en klik <Delete> op uw toetsenbord;
  • U kunt bij 'Minimum lengte' de minimale restlengte van een leiding opgeven;
  • Klik [ Opslaan ] als u de gegevens later nog eens wilt gebruiken;
  • Klik [ Herstel ] om de gegevens te herstellen naar de oorspronkelijke gegevens;
  • Klik [ Verwijder ] als u de hele definitie wilt verwijderen;
  • Klik [ Accepteren ] als u de definitie wilt toepassen op de leidingen.

De leidingen worden opgedeeld en voorzien van koppelingen waar nodig.


Terug naar Inhoudsopgave


Genereer groefkoppelingen

Een groef-systeem is een leidingsysteem waarbij de hulpstukken en leidingen van groeven voorzien zijn die met losse groef-koppelingen aan elkaar gekoppeld worden.  Een standaard Revit pipetype genereert geen losse koppelingen. Om voor standaard hulpstuk families, waarin geen koppelingen geïntegreerd zijn, koppelingen te genereren is de bewerkingsfunctie ‘Genereer groef koppelingen’ te gebruiken. Afhankelijk van de situatie kunnen verschillende soorten groefkoppelingen nodig zijn. De ‘Genereer groef koppelingen’-functie voorziet hier in.


Volg onderstaande stappen voor het genereren van groefkoppelingen:

  • Selecteer de toe te passen type groef-koppelingen via het zoekscherm en laad ze in het Revit-project;
  • Selecteer de leidingen waarvoor groefkoppelingen gegenereerd moeten worden; 
  • Klik [ Aansluitoplossingen ] en vervolgens [ Genereer groefkoppeling ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ]
    Er wordt een keuzelijst getoond van de in het Revit-project aanwezige types groefkoppelingen.
  • Selecteer het gewenste type;
    Overal waar in het geselecteerde leidingtracé een koppeling nodig is wordt er een geplaatst van het geselecteerde type en de juiste afmeting. Als er al een koppeling geplaatst is, dan wordt deze vervangen.


Terug naar Inhoudsopgave


Netwerk op afschot leggen

Rioleringen moeten doorgaans op afschot liggen. De standaard oplossing van Autodesk Revit is daarin zeer beperkt. Vaak verliezen objecten de verbindingen onder elkaar. TheModus biedt hiervoor een meer uitgebreide functionaliteit. TheModus controleert ook of de verbindingen in stand blijven.

 

Volg onderstaande stappen voor het leggen van een leidingstelsel op afschot:

  • Zorg ervoor dat een leiding is getekend. 
  • Selecteer het stelsel welke op afschot moet worden gelegd.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt geactiveerd;
  • Klik [ Netwerk op afschot leggen ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ]
  • Klik een punt in het stelsel welke de vaste hoogte vertegenwoordigd.
    Dit punt wordt niet verplaatst;
  • Klik een punt in het stelsel welke verplaatst wordt; 
  • Kies nu hoe de verplaatsing moet worden berekend:
    • Activeer 'Peilmaat te verplaatsen punt' en geef de exacte peilmaat op waarnaar het te verplaatsen punt moet worden verplaatst;
      Het stelsel wordt onder afschot gelegd.
    • Activeer 'Peilmaat te verplaatsen punt verhogen met' en geef de hoogte op waarmee het te verplaatsen punt wordt verhoogd ten opzichte van de actuele waarde;
      Het stelsel wordt onder afschot gelegd.
    • Activeer 'Peilmaat te verplaatsen punt verlagen met' en geef de hoogte op waarmee het te verplaatsen punt wordt verlaagd ten opzichte van de actuele waarde;
      Het stelsel wordt onder afschot gelegd.
    • Activeer 'Afschot in mm/m vanaf rotatiepunt' het afschot in mm/m op.
      Het hele stelsel wordt nu onder afschot gelegd vanaf het vaste punt. Als het stelsel al onder afschot ligt wordt hier de afschot waarde getoond.
    • Activeer 'Opschot in mm/m vanaf rotatiepunt' het opschot in mm/m op.
      Het hele stelsel wordt nu onder opschot gelegd vanaf het vaste punt. Als het stelsel al onder opschot ligt wordt hier de opschot waarde getoond.
    • Activeer 'Geen afschot vanaf rotatiepunt' als u geen afschot wenst.
      Het stelsel wordt nu 'vlak' gelegd.
    • Klik [ OK ] om de wijzigingen door te voeren.


Terug naar Inhoudsopgave


Plaatsen en verdelen van funderingsbeugels

Leidingen worden veelal gemonteerd in beugels. Zo ook langs funderingen in kruipkelders of kelders. Voor de juiste uittrekstaten is het noodzakelijk de beugels te modelleren, doch is dit tijdrovend.

Met TheModus kunnen funderingsbeugels eenvoudig worden geplaatst.

 

Volg onderstaande stappen voor het modelleren van funderingsbeugels:

  • Zorg ervoor dat een wand of funderingsbalk is getekend;
  • Zorg ervoor dat een leiding is getekend. De beschikbare beugel is geschikt om de leidingen direct langs de wand te hangen. Modelleer de leiding dus kort langs de wand. Ruimte tussen buis en wand 5 mm.
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik [ Hulpmiddelen ] en dan [ Plaats fundatiebeugel ] in het paneel [ Productiviteit ].
  • Geef de gewenste informatie op:
    • Kies voor een 'Enkele beugel' of 'Dubbele beugel.
      De 'Enkele beugel' is geschikt voor een leiding aan één zijde van de wand.
      De 'Dubbele beugel' is geschikt voor leidingen aan twee zijden.
    • Kies het gewenste aantal beugels;
    • Kies de restlengte aan het begin van de leiding;
    • Kies de restlengte aan het einde van de leiding;
    • Geef het peil op waar de beugel wordt ingehangen.
      • Klik [ ... ] en vervolgens de wand om de peilhoogte en de wanddikte van de wand op te halen. U kunt deze gegevens overschrijven indien gewenst;
    • Geef bij 'Maat A' de breedte van de wand of de balk op;
    • Geef bij 'Peil X1 (PX)' en 'Peil X2 (PX)' de hoogte van het hart van de 1ste leiding aan. Klik [ ... ]
      • Klik het eerste punt van de leiding
      • Klik het tweede punt van de leiding
      • De hoogte van de leiding is nu opgehaald;
    • Geef bij 'Peil Y1 (PY)' en 'Peil Y2 (PY)' de hoogte van het hart van de 2e leiding leiding aan. (Alleen indien gekozen is voor dubbele beugel). Klik [ ... ] 
      • Klik het eerste punt van de leiding
      • Klik het tweede punt van de leiding
      • De hoogte van de leiding is nu opgehaald;
  • Klik [ OK ] om de beugels te plaatsen. Als de gegevens voor de wand handmatig zijn ingevoerd moet nu alsnog de wand geselecteerd worden.
    De beugels worden geplaatst.


Terug naar Inhoudsopgave


Elektrotechnische hulpmiddelen

De collectie van elektrotechnische hulpmiddelen bevat een scala aan handige oplossingen voor het bewerken van de elektrotechnische BIM modellen. Ze helpen de elektrotechnisch modelleur om sneller en efficiënter te modelleren in Autodesk Revit. Tevens maken ze Autodesk Revit ook toegankelijk voor de Nederlandse markt voor het modelleren van deze systemen.


Bestemming naar “Loadname”

Autodesk Revit heeft de elektrotechnische eigenschap 'Loadname' als 'alleen lezen' beschikbaar gesteld in het systeem. De modelleur kan deze eigenschap niet wijzigen. Dat maakt deze eigenschap onwerkbaar voor de Nederlands markt. TheModus heeft daarom de bewerkbare eigenschap 'Bestemming' toegevoegd. Deze bestemming kan door de modelleur wel ingevuld worden.

 

Met de functie 'Bestemming naar Loadname' kan de 'Loadname' wel ingevuld worden op basis van de waarde uit de bestemming. Daarmee is het mogelijk om de juiste benaming ook te gebruiken in het E-schema.

 

Volg onderstaande stappen om de 'Bestemming' over te dragen naar 'Loadname':

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Bestemming naar LoadName ]
    Er wordt een tabel geladen, met daarin alle kasten en circuit. Daar waar een bestemming is opgegeven bij een circuit is deze ingevuld.
  • Selecteer de regels waarvan u de bestemming wilt overdragen;
  • Klik [ OK ]
    De waarde wordt overgedragen.


Terug naar Inhoudsopgave


Bewerk circuit waarde

Autodesk Revit heeft de elektrotechnische eigenschap 'Frame' en 'Rating' als instelwaarde voor de zekering en zekeringhouder beschikbaar bij de circuits. De modelleur kan deze eigenschap wijzigen, echter de methode om aan deze eigenschappen te komen is zeer omslachtig. Juist terwijl deze voor ieder circuit apart ingesteld moeten worden. TheModus heeft daarom functionaliteit om vanuit één overzicht deze eigenschappen te kunnen bewerken.

 

Met de functie 'Bewerk circuit waarde' kan de 'Rating' en de 'Frame' in één overzicht aangepast worden voor alle beschikbare circuits. 

 

Volg onderstaande stappen om de 'Rating' en 'Frame' te wijzigen:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Bewerk circuit waarde ]
    Er wordt een tabel geladen, met daarin alle kasten, circuits en de bijbehorende 'Loadname'.
  • Klik in de gewenste cel in de kolom 'Frame' en vul de gewenste waarde in.
  • Klik in de gewenste cel in de kolom 'Rating' en vul de gewenste waarde in.
    Herhaal dit voor alle kasten.
  • Klik [ OK ]
    De waarden worden gewijzigd.


Terug naar Inhoudsopgave


Maak elektrisch systeem en koppel aan kast

Elektrische elementen moeten worden gekoppeld aan een kast. Zo ook in Autodesk Revit. Echter is dit in Autodesk Revit erg tijdrovend. Met TheModus worden elementen zeer eenvoudig en snel aan een kast gekoppeld

 

Met de functie 'Maak ElectricalSystem groep link kast' wordt van een selectie elementen een circuit gemaakt en gekoppeld aan een kast. 

 

Volg onderstaande stappen om de elektra elementen toe te voegen aan een bestaand elektrisch circuit:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Maak ElectricalSystem groep link kast ]
  • Selecteer de elementen die samen een elektrisch circuit moeten vormen.
  • Klik [ Finish ] in de werkbalk.
  • Selecteer de kast waar het circuit aan toegevoegd moet worden.
    Elementen/Circuit worden toegevoegd aan de geselecteerde kast.


Terug naar Inhoudsopgave


Voeg Items toe aan Circuit

Elektrische elementen moeten aan een circuit worden toegevoegd. In Autodesk Revit is dit een tijdrovende actie. Met TheModus worden elementen eenvoudig en snel aan een circuit toegevoegd.

 

Met de functie 'Voeg items toe aan circuit' wordt snel een elektra element toegevoegd aan een bestaand elektrisch circuit. 

 

Volg onderstaande stappen om de elektra elementen toe te voegen aan een bestaand elektrisch circuit:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Voeg items toe aan circuit ]
  • Selecteer de elementen die aan een bestaand elektrisch circuit moeten worden toegevoegd.
  • Klik [ Finish ] in de werkbalk.
  • Selecteer, in de popup, het gewenste (bestaande) elektrische circuit.
  • Klik [ OK ]
    De elementen worden toegevoegd aan het geselecteerde elektrische circuit.


Terug naar Inhoudsopgave


Items verwijderen uit circuit

Het halen van elementen uit een circuit is een tijdrovende actie in Autodesk Revit. Met TheModus worden elementen eenvoudig en snel uit een circuit verwijderd.


Met de functie 'Verwijderen uit circuit' wordt snel een elektra element verwijderd uit een bestaand elektrisch cicuit.

 

Volg onderstaande stappen om de elektra elementen te verwijderen een bestaand elektrisch circuit:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Verwijderen uit circuit ]
  • Selecteer de elementen die uit een bestaand elektrisch circuit moeten worden verwijderd.
  • Klik [ Finish ] in de werkbalk.
    De elementen zijn verwijderd uit het elektrische circuit.


Terug naar Inhoudsopgave


Spiegel elektrische systeem

Voor met name seriematige woningbouw zijn de elektrische systemen veelal hetzelfde. Enkel een kastnaam kan verschillen. Autodesk Revit heeft wel diverse mogelijkheden om grote groepen objecten te spiegelen. Echter de systeemsamenstelling gaat verloren. TheModus heeft voor de elektrotechnische markt een aangepaste spiegel functie. Deze maakt het mogelijk om een heel elektrotechnisch systeem gespiegeld te kopiëren met behoud van de systeemeigenschappen. Het enige wat nog dient te gebeuren, is de naam van de meterkast aanpassen. 

 

Met de functie 'Spiegel elektrische systemen' kan een heel elektrisch systeem gespiegeld en gekopieerd worden met behoud van de systeemeigenschappen. 

 

Volg onderstaande stappen om een elektrisch systeem te spiegelen:

  • Selecteer de objecten welke gespiegeld gekopieerd moeten worden.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt actief;
  • Klik op [ Spiegel elektrisch systeem ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ];
  • Klik een startpunt aan voor te kopiëren;
  • Klik een eindpunt aan voor het plaatsen van de kopie;

De objecten worden gespiegeld gekopieerd met behoud van de eigenschappen.

 

N.B.

Diverse TheModus elektra objecten zijn voorzien van de eigenschap 'symbool_gespiegeld'. Met dit vinkje kunt u het symbool (terug)spiegelen.


Terug naar Inhoudsopgave


Kopieer elektrisch systeem

Voor met name seriematige woningbouw zijn de elektrische systemen veelal hetzelfde. Enkel een kastnaam kan verschillen. Autodesk Revit heeft wel diverse mogelijkheden om grote groepen objecten te kopiëren. Echter de systeemsamenstelling gaat verloren. TheModus heeft voor de elektrotechnische markt een aangepaste kopieer functie. Deze maakt het mogelijk om een heel elektrotechnisch systeem te kopiëren, met behoud van de systeemeigenschappen. Het enige wat nog dient te gebeuren, is de naam van de meterkast aanpassen. 

 

Met de functie 'Kopieer elektrische systemen' kan een heel elektrisch systeem gekopieerd worden met behoud van de systeemeigenschappen. 

 

Volg onderstaande stappen om een elektrisch systeem te kopiëren:

  • Selecteer de objecten welke gekopieerd moeten worden.
    De 'Modify' knoppenbalk wordt actief;
  • Klik op [ Kopieer elektrisch systeem ] in het paneel [ Cadac Revit Bewerk ];
  • Klik een startpunt aan voor te kopiëren;
  • Klik een eindpunt aan voor het plaatsen van de kopie;

De objecten worden gekopieerd met behoud van de eigenschappen.


Terug naar Inhoudsopgave


Objecten verdelen


In bijna alle projecten is er sprake dat objecten verdeelt moeten worden in een ruimte of gebied. Denk bijvoorbeeld aan inrichtingen of verlichtingsplannen. Autodesk Revit biedt enkele basisfunctie om objecten te verdelen, echter zijn deze bewerkelijk en bieden niet voldoende ondersteuning. Het plaatsen en verdelen van objecten is als gevolg ook een behoorlijk tijdrovende klus, welke vaak fout gaat.

 

Met 'TheModus Verdelen' wordt het verdelen van objecten in ruimten veel eenvoudiger. 'TheModus Verdelen' maakt gebruik van patronen. Deze patronen zijn 'Revit families' en kunnen zelfs door klanten uitgebreid worden. De patronen bieden een preview van het resultaat waardoor de modelleur meteen een goed beeld krijgt van het resultaat. Daarnaast passen de patronen zich aan, aan de geselecteerde ruimten. Er kunnen dan ook meerdere ruimten in één handeling voorzien worden van de objecten.

 

Voor 'TheModus Verdelen' zijn geen voorbereidende werkzaamheden nodig. De functie kan meteen toegepast worden in alle Revit modellen.

 

Volg onderstaande stappen voor het verdelen van objecten in één of meerdere ruimten:

  • Plaats op een willekeurige plek, maar wel op de correcte hoogte, het te verdelen object;
  • Selecteer het te verdelen object en de ruimtes waarin het object verdeelt moet worden;
  • De knoppenbalk 'Modify' is actief. Klik op de knop [ Verdelen ]

of

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Verdelen ]
  • Selecteer bij '1. Element' het object wat verdeelt moet worden.
    Dit object hoeft niet op de correcte plaats te staan. Het enige wat van belang is, is dat het element op de juiste hoogte is gepositioneerd. 
  • Selecteer bij '2. Room/Space' de ruimten waar de verdeling moet plaatsvinden. U kunt meerdere ruimten selecteren.
    • Klik  (Selecteer Room / Space) om de ruimten te selecteren. U kunt met een rechthoek alles selecteren. Er worden alleen 'Rooms' of 'Spaces' opgenomen in de selectie.
    • Klik als de selectie compleet is.
      U kunt met de [ < ] en [ > ] knoppen door de ruimten bladeren. De ruimten worden dan opgelicht in de actieve view.
      De verdeling gaat plaatsvinden op de ruimten die actief zijn.
    • Selecteer 'Alle' in de lijst om de objecten in alle ruimten te verdelen. 
  • Selecteer bij '3. Patronen' het gewenste verdeelpatroon.
    U kunt dit verdeel patroon instellen per ruimte! De lijst toont alle beschikbare patronen.
    Met (Standaard TheModus patronen opnieuw downloaden) kunt u eventueel aangepaste of nieuwe patronen downloaden van TheModus.
    • Klik 2 keer op het patroon om het patroon te activeren in de geselecteerde ruimte(n)
      of
    • Selecteer het patroon
    • Klik (Genereer patronen)
  • Vul bij '4. Eigenschappen' de gevraagde gegevens in. Dit kunnen afmetingen, aantallen of hoekverdraaiingen zijn. Indien u patronen instelt per ruimte, dan moeten ook de eigenschappen per ruimte worden ingesteld.
  • Voordat u gaat verdelen, kunt u de patronen nog handmatig aanpassen.
    • Klik [ SLUIT ]
      Het formulier wordt gesloten. Pas de patronen indien gewenst aan. U kunt deze verschuiven, vergoten, verkleinen.
    • Open vervolgens opnieuw het formulier.
  • Klik [ VERDEEL ] en het geselecteerde object wordt verdeelt over alle ruimten.

U kunt ook objecten verdelen op basis van een AutoCAD onderlegger. Ter ondersteuning van het gebruik van AutoCAD onderleggers heeft TheModus een functie welke op basis van de onderlegger 'Rooms' of 'Spaces' voor u aanmaakt. Op basis van deze ruimten kan vervolgende 'TheModus Verdelen' worden toegepast.

 

Voorafgaand aan het genereren van de ruimten adviseren we de AutoCAD onderlegger zoveel mogelijk op te schonen. Laat alleen die lagen 'aan' staan in de view die relevant zijn voor de afbakening van de ruimten. In het algemeen zijn dit alleen lijnen die wanden en/of deuren vertegenwoordigen!

 

Volg nu onderstaande stappen voor het genereren van ruimten:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Hulpmiddelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Genereer rooms of spaces voor geimporteerde DWG's ]
  • Maak een selectie van de te maatvoeren elementen:
    • Selecteer:
      • 'Actieve view' om alle elementen op te sporen welke voldoen aan de criteria zoals ingericht in het sjabloon. Alle elementen die voldoen worden voorzien van maatvoering;
      • 'Lijst van views' om alle elementen op te sporen welke voldoen aan de criteria zoals ingericht in het sjabloon in alle geselecteerde ‘Views’.
      • Klik [ … ] om de views te selecteren.
        • Selecteer alle views
        • Klik [ OK ]
  • Selecteer 'Rooms' of 'Spaces' afhankelijk van het type ruimte dat u wilt genereren.
  • Activeer [] 'Alleen gesloten polylijnen' als u zeker weet dat er gesloten polylijnen beschikbaar zijn in het model die de ruimten reeds vertegenwoordigen in de AutoCAD onderlegger.
  • Geef de minimale grootte van het oppervlakte van een ruimte op bij 'Minimaal aan te maken oppervlak'
  • Geef indien gewenst een voorvoegsel en nummer op.
  • Klik [ Starten ]
    De ruimten worden gegenereerd.
  • U kunt nu de verdeel routine starten op basis van de gegenereerde ruimten.


N.B.

U kunt zelf patronen maken. Voor het patroon is nodig een Revit Family, een mapping bestand en een afbeelding van het patroon. De standaard patronen staan in %localappdata%\Cadac Group\TheModus Revit Addin\Config\Patterns\20xx.

Gebruik de bestaande patronen als voorbeeld voor het maken van een nieuw patroon. U kunt ook een Cadac Revit consultant raadplegen.


Terug naar Inhoudsopgave


Zwaartepunten


Weten waar een zwaartepunt van objecten ligt, is een belangrijk gegeven voor constructeurs en aannemers. Voor constructeurs is dit van belang, om te weten of elementen of zelfs gebouwdelen niet omvallen. Denk vaak ook aan kunstwerken. Voor aannemers is dit van belang om te weten hoe een element te hijsen met de bouwkraan.

Het berekenen van een zwaartepunt is redelijk complex. Het is bijna altijd een verzameling van berekeningen van meerdere zwaartepunten van verschillende materialen en vormen.

 

Met 'TheModus Center of Gravity' kan met redelijke nauwkeurigheid een zwaartepunt berekend worden van een object of collectie van objecten. De gebruiker zal wel enkele gegevens moeten opgeven van de materialen, aangezien die veelal ontbreken bij de materiaalspecificaties.

 

'TheModus Center of Gravity' maakt gebruik van de werkelijke volumes binnen een object. Het zwaartepunt wordt berekend op basis van deze volumes en de opgegeven volumieke massa, massa per oppervlakte, massa per lengte of massa per instantie. Indien er meerdere geometrieën gekoppeld zijn aan verschillende materialen, dan kan er feitelijk een afwijking optreden!

 

Voordat 'TheModus Center of Gravity' gebruikt kan worden moet de gebruiker eerst de volumieke eigenschappen toevoegen aan de juiste parameters. De parameters zijn bepaald en kunnen door TheModus worden toegevoegd aan het model. Onderstaand een overzicht van de parameters welke door TheModus worden toegevoegd: 

  • CDC CenterPoint, alleen lezen, op instantie niveau. Hier wordt de berekende coördinaten van het zwaartepunt geschreven.
  • CDC Mass Instance, alleen lezen, op instantie niveau. Hier wordt de berekende massa van het object geschreven .
  • CDC Mass Part, op type niveau. Hier kan de gebruiker de massa van het object opgeven. Deze wordt veelal gebruikt als zwaartepunten berekend moeten worden over grote collecties meubilair. Bijvoorbeeld in de offshore industrie.
  • CDC CenterPoint Custom. Hier kan de gebruiker zelf een zwaartepunt opgeven als deze door bijvoorbeeld een fabrikant beschikbaar is gesteld. Deze kan dan weer gebruikt worden in berekeningen van hele collecties objecten.
  • CDC Mass Cubic Meter. Hier kan de gebruiker de volumieke massa opgeven. Bijvoorbeeld bij betonwerk.
  • CDC Mass Meter. Hier kan de gebruiker de massa per lengte opgeven. Bijvoorbeeld bij leidingwerk of staalconstructies.
  • CDC Mass Square Meter. Hier kan de gebruiker de massa per oppervlakte opgeven. Bijvoorbeeld bij plaatmaterialen.

Volg onderstaande stappen voor het toevoegen van de noodzakelijke parameters aan het model:
 

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ CoG parameters toevoegen ]

De parameters worden toegevoegd als project parameters.

Voor de te berekenen type objecten moet nu minimaal één massa per eenheid worden opgegeven.

 

Volg onderstaande stappen voor het berekenen van het zwaartepunt van één of meerdere objecten:

  • Selecteer een object of collectie van objecten. In geval van een collectie objecten, wordt het zwaartepunt berekend over het geheel van de objecten;
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ CoG berekenen ]
    De volgende dialoog verschijnt:
  • Selecteer bij 'Te gebruiken familie' de familie welke gebruikt moet worden als zwaartepunt symbool. Indien geen familie wordt opgegeven wordt het standaard symbool gebruikt.
  • Selecteer bij 'Type naam' het type van de geselecteerde familie welke gebruikt moet worden als zwaartepunt symbool. Indien geen type wordt opgegeven wordt het standaard symbool gebruikt.
  • Geef bij 'Mark voorvoegsel' een kenmerk of parameter aan welke wordt toegevoegd aan het symbool.
  • Activeer [] 'Marker voor elk element' als ieder object in een selectie van objecten individueel berekend moet worden. Er wordt dan voor ieder object een zwaartepunt symbool geplaatst. Indien gedeactiveerd wordt het zwaartepunt berekend voor de hele selectie.
  • Klik [ OK ]
    De berekening start.
  • Er wordt een formulier geopend met een samenvatting van de berekende resultaten. Op het tabblad 'berekende' staan alle objecten waarvan de resultaten berekend konden worden. Op het tabblad 'overgeslagen' staan alle objecten waarvoor geen zwaartepunt berekend kon worden, met daarbij de reden waarom de berekening niet gemaakt kon worden. Aan de onderzijde zit de knop [ EXPORT ] waarbij de berekende resultaten geëxporteerd kunnen worden naar een csv bestand.
  • Op de plek van het zwaartepunt wordt een zwaartepunt symbool geplaatst, met daarin de gegevens van het gevonden zwaartepunt.

 

N.B.

Indien om bepaalde redenen andere parameters gebruikt moeten worden voor het ophalen van de massa, dan kunnen deze gemapt worden. Deze mapping vindt plaats in het bestand "TheModus_COG_Mapping.xml". Deze staat in het pad "%localappdata%\Cadac Group\TheModus Revit Addin\Config\CoG\"


Terug naar Inhoudsopgave


Informatie structureren


In BIM draait alles om informatie management. Welke informatie voor wie op welk moment relevant is, dat verschilt continu. Dit is afhankelijk van het actuele proces, van de fase, van de discipline en nog van vele andere factoren. Als gevolg zijn er veel methoden gewenst om de juiste objecten in een BIM model te organiseren om zo de juiste informatie bij elkaar te verzamelen.

Zodra objecten zijn georganiseerd kan een modelleur efficiënter werken, betere uittrekstaten aanreiken, en ook andere tooling gebruiken die verdere bewerkingen met de objecten doen.

Daarnaast ondersteunt 'TheModus Informatie Structureren' de voorbereidende werkzaamheden voor het documenteren van projectdelen of elementen met 'TheModus Documentation'.

 

'TheModus Informatie Structureren' organiseert BIM informatie op 3 manieren:

  1. Door informatie over te dragen van een hoofdobject naar aanverwante objecten;
  2. Door objecten te bundelen in groepen;
  3. Een combinatie van bovenstaande.

De belangrijkste voordelen op een rijtje:

  • Betere informatie management in het BIM model
  • BIM modellen blijven overzichtelijk 
  • Geen tijdrovende activiteiten om informatie op orde te krijgen

'TheModus Informatie Structureren' is geschikt voor alle disciplines in het bouwproces van ontwerp tot en met beheer.

 

De werkstroom voor 'TheModus Informatie Structureren' is als volgt:

  1. Verzamel de zogenaamde bron objecten. Deze objecten zijn instanties in het Revit model die van tijdelijke of permanente aard zijn. Deze objecten zijn altijd de dragers van de brondata. 
  2. Keuze: Kies om informatie van het bron object over te dragen naar alle aanverwante objecten. De aanverwante objecten kunnen objecten zijn die binnen de 'Bounding Box' van dit bron object zitten. Dit kunnen ook objecten zijn die genest zitten in de bron objecten.
  3. Keuze: Kies om de objecten te bundelen in een groep. Een groep kan een 'TheModus groep' zijn, een 'Revit groep', een 'Assembly' en/of een 'Selection Set'. 

In één procedure kan zowel informatie worden overgedragen, alsmede groepen worden gemaakt. 

 

Voor 'TheModus Informatie Structureren' zijn geen voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk. Alles werkt op basis van standaard Autodesk Revit. 

 

Volg onderstaande stappen voor het structureren van informatie:

  • Zorg dat het project is opgeslagen
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Informatie overzetten en groeperen objecten ]
  • De eerste stap is het verzamelen van de bron objecten. Deze kunt u op een aantal methoden selecteren:
    • Bij keuze:
      • 'Project' worden alle objecten in het project gebruikt als bron. Alle model componenten die geplaatst zijn in het model worden geselecteerd.
      • 'Actieve view' worden alle objecten in de actieve view geselecteerd.
      • 'Handmatige selectie' kunt u handmatig de objecten selecteren.
        • Klik [ SELECTEREN ]om het formulier te verlaten en objecten te selecteren.
          • Klik  Image om weer terug te keren naar het formulier.
        • of
          U kunt eerst een selectie maken, en dan [ Informatie overzetten en groeperen objecten  ] starten.
      • 'Query' kunt u TheModus laten zoeken naar alle bron objecten die voldoen aan het opgegeven zoekcriterium. Dit betreft alle objecten die actief zijn in de view. U kunt de view dus zelfs als extra filter inzetten. Geef vervolgens op:
        • De project parameter welke een bepaalde waarde bevat.
        • De operator hoe de waarde met het criterium vergeleken moet worden.
        • Het criterium.
        • Klik [ UITVOEREN ]
          De objecten die voldoen aan het criterium worden geselecteerd.
    • Het aantal bron objecten wordt weergegeven.
    • Open het tabblad '2. Informatie overdragen'
  • Vervolgens kunt u kiezen hoe informatie moet worden overgedragen vanuit de bron objecten naar de aanverwante objecten. In dit geval worden eigenschappen van een bron object overgedragen naar gelijkwaardige parameters van de aanverwante objecten.
    Deze stap is niet verplicht. U kunt deze stap overslaan om alleen groepen te genereren.
    Kies op welke manier de kenmerken moeten worden overgedragen. Selecteer:
    • 'Geen informatie overdragen' als alleen groepen gemaakt moeten worden.
    • 'Identificatienummer van primaire object overdragen naar hierin geneste objecten' als u het unieke identificatienummer van het bron object wilt overdragen naar alle objecten die genest zijn in dit object.
      • Selecteer de 'instance project parameter' (type text) waaraan het kenmerk moet worden toegevoegd. Deze parameter moet beschikbaar zijn voor alle categorieën.
      • U kunt dit nummer uitbreiden met een voorvoegsel en/of achtervoegsel.
        Voor deze procedure worden geen groepen gemaakt!
    • 'Eigenschappen overdragen van een object naar alle objecten binnen haar volume' als u één of meerdere eigenschappen van een bron object wilt overdragen naar alle aanverwante objecten die geheel of deels binnen het volume van dit bron object vallen.
      • Selecteer één of meerdere 'instance project parameters' van het bron object waarbij de waarde wordt overgedragen naar de gelijknamige parameters van de gevonden objecten binnen dit volume.
        U moet daarbij bepalen hoe TheModus moet omgaan met objecten die binnen meerdere bron objecten vallen.

        Er zijn 2 type analysen van toepassing:
      • Analyse op basis van de bounding box, een fictieve rechthoekige doos rondom de uitersten van een object.
        of
      • Analyse op basis van de exacte geometrie.
      • Activeer [] 'Volume analyse op basis van Revit geometrie' als u de exacte geometrie wilt gebruiken.
        Let op!
        Deze procedure duurt langer.
      • Activeer [] 'Elementen gehost op selectie ook meenemen' als er 'Host-based' componenten op de gevonden elementen zitten die ook tot de groep horen. Als u wapening wilt voorzien van kenmerken dan moet u deze optie ook kiezen.
      • Activeer [] 'Gebruik actieve view voor bepaling intersectie' als u alleen de componenten in de actieve view wilt gebruiken voor de analyse.
        Voor iedere type analyse zijn vervolgens 3 opties beschikbaar. Zie onderstaande tabel voor meer informatie over de berekening. 
      • Kies 'Objecten deels binnen het object overslaan' als geen waarden overdragen moeten worden als een object binnen meerdere bron objecten valt.
      • Kies 'Informatie alle objecten deels binnen het object ";" gescheiden toevoegen' als de waarden welke overgedragen moeten worden met een ";" gescheiden moeten worden.
      • Kies 'Informatie toevoegen indien volumen overlappen > 50%' om TheModus te laten berekenen. Als het volume meer dan 50% binnen een bron object valt, dan krijgt het de waarde van dit bron object. Indien exact 50% dan wordt geen waarde overgedragen.
    • Klik [ GENEREREN ] als u alleen informatie wilt overdragen.
      of
    • Open het tabblad '3. Bundelen ' als u ook groepen wilt maken.
      Zie onderstaande figuur met daarin de use cases hoe TheModus de informatie kan structureren.
      In de laatste stap wordt ingesteld hoe groepen te genereren, en welke groepen. Het is mogelijk om samen met een TheModus groep ook een Revit selection set te genereren en een Revit Groep of Revit Assembly te maken. U kunt geen Revit Groep en Revit Assembly samen maken. Het is in Revit niet toegestaan om een object in zowel een Groep alsook in een Assembly te plaatsen. Het is niet mogelijk om groepen aan te maken in combinatie met 'Identificatienummer van primaire object overdragen naar hierin geneste objecten' (tabblad '2. Informatie overdragen')
      • Bepaal bij 'Groepeer per eigenschap' welke parameter waarde bepalend is voor het bundelen van de informatie per groep.
        Deze functie is uitgeschakeld in combinatie met 'Eigenschappen overdragen...' (tabblad 2. Informatie overdragen') omdat het bundelen dan reeds bepaald is door de keuze van de hoofdobjecten.
      • Kies [] 'TheModus groep' maken, als u onder meer de groep gaat gebruiken voor documentatie doeleinden. Kies daarbij:
        • 'Elementen groep'
          of
          'Project groep'
          Deze keuze is bepalend in combinatie met 'TheModus Documentation'. Indien u 'Elementen groep' kiest, worden 'Views' gegenereerd op basis van 'Detail views'. Anders worden 'Planviews' toegepast.
        • Kies het primair object op basis van de 'Categorie' of de 'Familie'. Dit object is bepalend voor de oriëntatie van de groep objecten en de naam van de groep.
        • Geef aan of dit object alleen horizontaal mag zijn.
          Deze functie wordt uitgeschakeld in combinatie met 'Eigenschappen overdragen...'. Het primair object is reeds bepaald door het bronobject.
      • Kies:
        • [] 'Revit selection set maken' als u ook een selection set wilt maken.
        • [] 'Revit groep maken' als u ook een group wilt maken.
        • [] 'Revit assembly maken'als u ook een assembly wilt maken.
          • [] 'Orientatie assembly oorsprong gelijk maken aan primair object' als u de oorsprong van de assembly automatisch wilt roteren naar de voorzijde van het element.
      • Klik [ GENEREREN ] om de procedure te starten.

Met 'TheModus Informatie Structureren' kunt u TheModus groepen beheren. Behalve beheren van groepen, kunt u hiermee ook TheModus groepen volledig handmatig aanmaken. 

 

Volg onderstaande stappen voor het beheren van de TheModus groepen:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Indelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Groepen beheren ]
    Kies:
    • TheModus elementen groep
      of
    • TheModus project groep
  • Activeer [] 'Actieve selectie in actieve view van Revit tonen' om de selectie te tonen in de actieve view.
  • U krijgt een lijst met alle beschikbare groepen. Klik:
    • (Nieuwe groep aanmaken) om handmatig een nieuwe groep te maken.
    • (Elementen toevoegen aan groep) om objecten toe te voegen aan de groep. Bij het toevoegen van objecten kiest TheModus standaard een willekeurig primair object. Controleer dit object.
    •  (Stel het huidig geselecteerd element in als primair element) om het primaire element opnieuw in te stellen.
    •  (Hernoem groep) om een geselecteerde groep te hernoemen.
    •  (Verwijder element uit groep of verwijder groep) om een geselecteerde groep of een object uit de groep te verwijderen.
  • In de lijst met objecten van een groep is één object als primair gemarkeerd. Dit object bepaalt onder andere voor TheModus Documentation de projectie richting voor alle views.
    • Selecteer een ander object en klik om dit object als primair in te stellen.


N.B.

  • De groep wordt opgeslagen in de 'Extensible Storage'. Dit is opslagcapaciteit binnen het Revit project.
  • Als in de procedure zowel informatie wordt overgedragen én assemblies moeten worden gemaakt, dan worden de assemblies alleen gemaakt als er ook daadwerkelijk informatie wordt overgedragen.
  • Als een assembly wordt aangemaakt, wordt het assenstelsel van de assembly geroteerd richting voorzijde


Beschikbare use cases voor het structureren van de informatie:


Terug naar Inhoudsopgave


Fabrikant specifieke hulpmiddelen

Fabrikanten krijgen steeds meer een belangrijke rol in BIM. TheModus maakt het daarom mogelijk dat fabrikanten hun specifieke toepassingen beschikbaar kunnen stellen via TheModus.


Genereren Dyka Vacurain Fix Beugels

Ophangen van leidingen aan een plafond of een wand is een tijdrovend proces. Er moet nauwkeurig bepaald worden wat de juiste beugelafstanden zijn, de lengte van de beugels, de diameters van de beugels en nog veel meer. BIM kan hierin ondersteunen door de beugels te modelleren, echter is dit ook een tijdrovende klus. 

 

Cadac heeft samen met Walraven een routine ontwikkeld voor het eenvoudig modelleren van de beugels. Een routine voor het Dyka Vacurain Fix Systeem. Deze routine is ook beschikbaar in TheModus.

 

De beugelfunctie voor Dyka Vacurain Fix ondersteunt in de volgende onderdelen:

  1. Koppelen van beugels, gebaseerd op vaste regels m.b.t. maximale onderlinge afstanden per diameter en afstanden tot aan hulpstukken;
  2. Het hangen van de beugels aan bevestigingsrails welke worden opgesplitst op maximale lengte;
  3. Het koppelen van ophang ankers aan de rails naar het eerst hogere level;
  4. Het bijwerken van de geplaatste beugels wanneer de leidingdiameter gewijzigd is;
  5. Inregelen van de beugelinstellingen.

 

De belangrijkste voordelen op een rijtje:

  • Plaatsen beugels volgens de richtlijnen van de fabrikant;
  • Leiding, beugels, rails en ankers zijn aan elkaar gekoppeld zodat bij verplaatsen leiding de beugels e.d. mee verplaatsen;
  • Tijdsbesparing in het toekennen van beugels;


Volg onderstaande stappen voor het beugelen van Dyka Vacurain Fix leidingen:

  • Selecteer eventueel vooraf de te beugelen leidingen.
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Beugeling ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Genereer Vacurain beugels ]
  • Indien er geen voorselectie was wordt nu gevraagd een selectie in het model te maken.
    • Bevestig keuze met
  • De beugels, rails en ankers worden toegevoegd aan het model. 

De standaard beugel instellingen kunnen gewijzigd worden. Volg onderstaande stappen voor het instellen van de routine:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Beugeling ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Instellingen ]
    U krijgt een dialoog met de instellingen voor het beugelen:
  • Op het tabblad 'Beugel instellingen' kunnen de onderstaande instellingen gedaan worden:
    • Per leidingdiameter:
      • De maximale beugelafstand;
      • De gewenste railafmeting;
      • De maximale vastpunt afstand;
      • De maximale afstand tussen ankers;
      • Het type beugel welke default moet worden toegepast;
      • Het type anker welke default moet worden toegepast.
    • Verder zijn er nog een 3 tal globale instellingen te maken;
      • De standaard afstand van een beugel tot een hulpstuk verbinding;
      • De minimale afstand tussen een anker en een beugel;
      • De maximale anker afstand tot een vastpunt beugel.
  • Op het tabblad 'Onderdeel mapping'kan per type onderdeel de gewenste family, type en eventueel bepalende parameters ingesteld worden.
    • Wanneer er van de default family instellingen wordt afgeweken dan dient de modelleur zelf zorg te dragen dat deze families en typen in het model geladen zijn voordat de beugelfunctie wordt gestart.
  • Klik [ OK ] om de wijzigingen op te slaan en het formulier te verlaten.


Terug naar Inhoudsopgave


MEP voor AutoCAD

TheModus Professional bestaat niet alleen uit functionaliteiten voor Autodesk Revit.

Ook voor AutoCAD is een forse collectie aan productiviteit ondersteunende hulpmiddelen beschikbaar. 

 

Nordined bestaat uit werktuigbouwkundige en elektrotechnische hulpmiddelen op basis van AutoCAD 2D.

Voor meer informatie zie: https://support.cadac.com/nl/support/solutions/36000119824.

 

Techline bestaat uit werktuigbouwkundige en elektrotechnische hulpmiddelen op basis van AutoCAD 3D. Onder Techline zijn ook de prefab modules beschikbaar.

Voor meer informatie zie: https://support.cadac.com/nl/support/solutions/36000119825.

 

Tussen Autodesk Revit en AutoCAD heeft TheModus een koppeling beschikbaar. BIM modellen, of delen daarvan kunnen worden geëxporteerd naar Techline. Hier kan bijvoorbeeld prefab gegenereerd worden. Een AutoCAD model kan vervolgens weer geëxporteerd worden uit AutoCAD en ingelezen in Autodesk Revit.


Terug naar Inhoudsopgave

 

Exporteer BIM naar Techline

Vele bedrijven maken voor hun prefab oplossingen gebruik van Techline Prefab. Als bron wordt dan het BIM model gebruikt.

Met 'Exporteer Techline' kunnen BIM modellen geëxporteerd worden naar Techline.

 

Volg onderstaande stappen voor het exporteren van een BIM-model:

  • Open/activeer een floorplan of een 3D view.
  • Selecteer de objecten die u wenst te exporteren naar AutoCAD/Cadac Techline;
    • Zweef met de muis over een leidingdeel zodat deze blauw wordt;
      Met 3 keren klikken op de <TAB>-knop kunt u een geheel leidingsysteem selecteren.
    • Klik met linkermuisknop als alles blauw is.
    • U kunt ook eerst de functie activeren en daarna een 'Window' of 'Crossing' doen
      of
    • eerst selecteren en daarna de functie activeren,
  • Ga naar knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Exporteer Techline ] onder [ Hulpmiddelen ] in het panel [ Productiviteit ]
    Er wordt nu een koppeling gelegd met de Techline database en er volgt een dialoogvenster:
    'Mapping project/template gegevens met TheModus database' met daarin 3 tabbladen waarin eventueel nog veranderingen kunnen worden aangebracht:
    • Leidingsystemen: in het pulldownmenu “TheModus leidingsysteem” kunt u kiezen voor een ander leidingsysteem.
    • Leiding typen: in het pulldownmenu “TheModus leidingtype” kunt u kiezen voor een ander leidingtype.
    • Materialen: in het pulldownmenu “Database leidingmateriaal” kunt u kiezen voor een ander materiaal.
  • Klik [ OK ]
  • Selecteer de gewenste locatie waar het mmex-bestand opgeslagen moet worden.
  • Klik [ Opslaan ]


In AutoCAD/Cadac Techline volgt u nu onderstaande stappen voor het importeren van het BIM model:

  • Activeer het commando [ Importeer TheModus model ] op het tabblad: Algemeen > Support
    of
    tik in op de commandoregel: TLIMPORT
  • Browse naar de locatie waar het mmex-bestand is opgeslagen, selecteer het bestand.
  • Klik [ Openen ]
    Vervolgens worden de pipetypes ingeladen en omgezet naar Techline leidingsysteem.
  • Het project basepoint komt overeen met het nulpunt van de tekening.
  • De hoogtes van de leidingen worden overgenomen.
  • Als de import niet alle aansluitingen heeft kunnen maken, dan wordt hiervan melding gemaakt. Klik:
    • [ Ja ] om een rapportage te tonen.
      Een lijst wordt getoond met de locaties (x,y,z- coördinaat) waar de aansluitingen niet via de importprocedure gemaakt konden worden. De gebruiker kan dan zelf de betreffende locatie bekijken en eventueel met Techline functies de gewenste aansluitingen alsnog maken.
    • [ Nee ] om de rapportage niet te tonen.
  • Controleer altijd of het leidingsysteem/de onderdelen, op de juiste positie zijn ingeladen.
  • Verplaatst eventueel de objecten, met het correcte insertiepunt/nulpunt naar juiste positie/bouwlaag in AutoCAD.

N.B.

Een 3D model o.b.v. Revit TheModus. Overige standaard Revit-objecten worden 1 op 1 overgenomen zonder verdere route intelligentie.


Terug naar Inhoudsopgave


Importeer BIM van Techline

Vele bedrijven maken voor hun prefab oplossingen gebruik van Techline Prefab. Als bron wordt dan het BIM model gebruikt.

Eenmaal de prefab gemaakt, moet de informatie weer terug naar het BIM model. Met 'Import Techline' wordt de informatie uit AutoCAD terug ingelezen in Autodesk Revit.

 

Volg onderstaande stappen voor het exporteren van prefab naar een BIM-model:

  • Activeer in AutoCAD het commando [ Exporteer naar TheModus ] op het tabblad: Algemeen > Support
    of
    tik in op de commandoregel: TLEXPORTTL
  • Maak een keuze op de commandoregel; "Alleen techline objecten" of "Ook autocad blocks", kies:
    • [ Alleen techline objecten ] om 'Alleen techline objecten' te exporteren.
    • [ Ook autocad blocks ] om 'Techline objecten en 3D AutoCAD blocks' (3D solids in een AutoCAD block)
      3D solids die niet tot een block zijn verwerkt gaan niet mee over.
  • Selecteer de Techline objecten en/of de AutoCAD 3D blocks die geëxporteerd moeten worden naar TheModus, met een window of een crossing.
  • Bevestig de selectie met <Enter>
  • Selecteer de gewenste locatie waar het tmex-bestand opgeslagen moet worden.
  • Klik [ Opslaan ]
    Plaats het tmex-bestand op een voor u bekende plaats.


N.B. 

Indien u alleen één specifiek leidingstelsel wilt overzetten naar Revit TheModus, (bestaand uit twee of meerdere leidingsystemen (= lagen)), dan bestaat er de mogelijkheid om deze op verschillende manieren te selecteren in uw tekening. Het principe hierbij is om een selectieset te creëren die dan via de 'Previous' selectie mogelijkheid gebruikt kan worden bij de export functie. Dit dient dus te gebeuren voordat u de functie 'Exporteer naar TheModus' activeert. Er zijn 3 methoden:

      • Via tabblad 'Bewerk' -> 'Nordined Enkellijnig -> Techline' -> 'Route Controle'
        Plaats het startpunt op het te selecteren leidingtracé
        • Toets <Enter>
        • Toets <Esc>
      • Via tabblad 'Bewerk' -> 'Bewerk' -> 'Wijzig Leidingsysteem'
        • Kies 'Tracé' voor één leidingsysteem
          of
        • Kies 'TMeerderelagen' als het leidingsysteem uit meerdere systemen (lagen) bestaat en is aangesloten
        • Selecteer een onderdeel van het tracé
        • Toets <Enter>
        • Klik [ X ] (Sluiten)
      • Gebruikers met Techline Prefab-module: via tabblad 'Prefab' -> 'Controle Prefab' -> 'Route'
        • Selecteer een onderdeel van het tracé
        • Toets <Esc>
  • Daarna kiest u voor 'Exporteer naar TheModus' maak de keuze voor 'Alleen Techline objecten' of 'Ook autocad blocks' en toets de <P> van 'Previous'. De selectie die u had gedaan op een van bovenstaande manieren wordt nu in de exportselectie gezet. Indien gekozen voor 'Ook autocad blocks' dan kan daarna alsnog, met een 'Window' of 'Crossing', AutoCAD 3D blocks aan de selectie toegevoegd worden.

 

Volg onderstaande stappen voor het importeren van prefab naar een BIM-model:

  • Open/activeer een floorplan of een 3D view.
  • Klik [ Importeer Techline ] onder [ Hulpmiddelen ] in het panel [ Productiviteit ]
  • Browse naar de locatie waar het tmex-bestand is opgeslagen, selecteer het bestand.
  • Klik [ Openen ]
  • Het 'Instellingen import uit Techline' dialoog verschijnt. Met hierin de velden:
    • 'Extremen model' met de minimale en maximale X,Y,Z coördinaten
    • 'Lokatie':
      • Level: Geef hier het Level aan waar de import moet komen. Het x-y vlak van de desbetreffende AutoCAD export (blocks en pipetypes) worden hier op het juiste level gelegd. Hiermee bepaalt u dus op welke bouwlaag de import moet komen te liggen.
      • Offset: x, y, z-waarden komen overeen met het nulpunt van de tekening x,y,z-nulpunt in AutoCAD. Als u deze op 0, 0, 0 waarden houdt, komen het nulpunt van de AutoCAD export en het Project basepoint met elkaar overeen.
        • Klik [ ... ] om een nieuw 0-punt op te geven.
    • 'Koppeling leidingsystemen':
      • TheModus leidingsysteem: De geselecteerde leidingsystemen. (vanuit Techline)
      • Revit Pipe/Ducttype: De (nieuwe) pipe/ducttype waarnaar de Techline objecten moeten worden omgezet, die of:
        • al in het project staan.
        • nog niet in het project staan; Revit Pipe/Ducttype geeft <nieuw aan te maken>.
    • Klik [ OK ]
      Er verschijnt een groene import status balk.
      Als de “Cadac Techline Import”-status balk klaar is, wordt weergegeven hoeveel objecten zijn geïmporteerd. Klik [ OK ] 
  • Tik in per view > VV / VG > Tabblad 'Imported Categories' > Activeer [] 'Imports in Families'.
    Alle imported AutoCAD objects worden zichtbaar.


N.B.

Een 3D model o.b.v. AutoCAD, met daarin Techline objecten en/of AutoCAD 3D modellen die verwerkt zijn in blocks.


Terug naar Inhoudsopgave


Verlichtingsplannen ontwerpen samen met Dialux

Het bepalen van de juiste lichtopbrengst in een ruimte is een vak apart. Autodesk Revit biedt hiervoor geen oplossingen. Maar gelukkig zijn er wel andere applicaties, die op een goede manier een lichtberekening kunnen maken. 

 

'TheModus Dialux' maakt het mogelijk om de informatie uit een BIM model te gebruiken voor het berekenen van de lichtopbrengst in 'Dialux'. Met een druk op de knop kan de juiste ruimte informatie geëxporteerd worden. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt in Dialux, om daar de juiste lichtopbrengst te berekenen op basis van gekozen armaturen. 

Vervolgens moeten de resultaten van deze berekening terug naar het BIM model, waar de juiste aantallen armaturen op de juiste posities geplaatst worden. Ook hierin voorziet 'TheModus Dialux'.

 

Volg onderstaande stappen voor het exporteren van de BIM informatie naar Dialux:

Voorwaarde: Het model moet voorzien zijn van 'Spaces'

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Hulpmiddelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Dialux ]
  • Selecteer het gewenste output formaat:
    • Export GbXML (3D view only)
    • Export STF:
      • Export STF file for active view
      • Export STF file for model
  • Klik [ OK ]
  • Selecteer de gewenste locatie waar het bestand opgeslagen moet worden. Geef de bestandsnaam.
  • Klik [ Opslaan ]
    Het export bestand is nu gegenereerd. Gebruik dit bestand in Dialux om de data te importeren.

 

Volg onderstaande stappen voor het importeren van de resultaten uit Dialux naar het BIM model:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Hulpmiddelen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Dialux ]
  • Selecteer [ Import ]
  • Klik [ OK ]
  • Browse naar de locatie waar het stf-bestand is opgeslagen, selecteer het bestand.
  • Klik [ Openen ]


Terug naar Inhoudsopgave


Werktuigbouwkundige berekeningen maken samen met BINK

Autodesk Revit biedt weinig tot geen ondersteuning voor het berekenen van een kanalen of leiding stelsel.

Met TheModus is het mogelijk om uw Revit luchtkanalen, tapwater, gas of CV stelsel te laten berekenen met Bink-software. Om de berekening uit kunnen voeren is de Bink leidingberekening applicatie nodig. 

 

Om een kanaal of leiding stelsel te kunnen berekenen moet het stelsel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het betreft een gesloten systeem met 1 startpunt en één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten).
  • Het betreft een systeem met 1 startpunt, één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten) en één of meerdere open einden. De open einden worden gezien als een debiet 0. De kanaaldelen die aangesloten zijn op het open eind krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
  • Het betreft een systeem zonder startpunt met maar één open eind. Het open eind wordt als beginpunt opgenomen.
  • De eindpunten moeten zijn voorzien van een debiet. Debietloze delen krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
    De eindpunten moeten voorzien zijn van specifieke debietparameters, zie 'Debiet parameters'
  • Alle componenten binnen het systeem, met uitzondering van leidingen/kanalen, bevatten de shared parameters IfcExportAs en IfcExportType welke beiden gevuld moeten zijn met de juiste waarden. Zie 'IFC parameters'.

Volg onderstaande stappen voor het berekenen van het stelsel:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Bink berekening ]
    Het projectscherm wordt getoond:
    • Geef de Project gegevens;
      • Projectnaam
      • Projectnummer
      • Gebouw.
    • Selecteer de gewenste discipline:
      • CV
      • Lucht
      • Gas
      • Tapwater
    • Klik op [ Export ]
  • Selecteer in het model het startelement van de te berekenen leidingen of kanalen;
  • Selecteer de gewenste locatie waar het bestand opgeslagen moet worden. Geef de bestandsnaam.
  • Klik [ Opslaan ]
  • Open de Bink applicatie en importeer het aangemaakte bestand;
  • Voer de berekening uit met de Bink applicatie en maak een export-bestand aan met de berekende resultaten;
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Bink berekening ]
    Het projectscherm wordt getoond:
  • Selecteer de discipline. Standaard is de laatst gekozen discipline voor geselecteerd;
  • Klik op de knop [ Import ]
  • Selecteer het door de Bink applicatie aangemaakte export-bestand en klik [ Openen ]
    U krijgt nu de melding hoeveel objecten zijn geïmporteerd en het stelsel wordt met de berekende waardes bijgewerkt.
    Klik hier voor meer informatie over Bink.


Terug naar Inhoudsopgave


Werktuigbouwkundige berekeningen maken samen met VABI

Autodesk Revit biedt weinig tot geen ondersteuning voor het berekenen van een luchtkanalen of tapwater stelsel.

Met TheModus is het mogelijk om uw Revit luchtkanalen en of tapwater stelsel te berekenen met Vabi. TheModus heeft de Vabi rekenkern geïntegreerd. Er is daarom geen aparte Vabi applicatie nodig.

 

Om gebruik te kunnen maken van de Vabi berekening dient wel een (eigen) Vabi licentie aanwezig te zijn.
Deze dient geplaatst te zijn in de installatiemap van TheModus Revit: %localappdata%\Cadac Group\TheModus Revit Addin\
(default pad)

 

Om een kanaal of tapwater stelsel te kunnen berekenen moet het stelsel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het betreft een gesloten systeem met 1 startpunt en één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten).
  • Het betreft een systeem met 1 startpunt, één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten) en één of meerdere open einden. De open einden worden gezien als een debiet 0. De kanaaldelen die aangesloten zijn op het open eind krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
  • Het betreft een systeem zonder startpunt met maar één open eind. Het open eind wordt als beginpunt opgenomen.
  • De eindpunten moeten zijn voorzien van een debiet. Debietloze delen krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
    De eindpunten moeten voorzien zijn van specifieke debietparameters, zie 'Debiet parameters'
  • Alle componenten binnen het systeem, met uitzondering van leidingen/kanalen, bevatten de shared parameters IfcExportAs en IfcExportType welke beiden gevuld moeten zijn met de juiste waarden. Zie 'IFC parameters'.

Volg onderstaande stappen voor het berekenen van het stelsel:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Vabi berekening ]
    Het projectscherm wordt getoond.
    • Geef de Project gegevens:
      • Projectnaam
      • Projectnummer
      • Gebouw.
    • Selecteer de gewenste discipline:
      • Lucht
      • Tapwater
    • Klik op [ Bereken ]
  • Selecteer het startelement van het te berekenen stelsel
    Het ‘Begrenzingen’ dialoog verschijnt. Afhankelijk van de discipline kan de dialoog verschillen.
  • Stel de benodigde begrenzingswaarden in
  • Geef aan of het standaard Vabi rapport getoond moet worden
  • Klik op [ OK ] om de berekening te starten
    Als er geen foutmeldingen zijn dan wordt het stelsel bijgewerkt met de berekende resultaten.
    Klik hier voor meer informatie over Vabi.


Terug naar Inhoudsopgave


Vereisten t.b.v. VABI/BINK berekeningen.

Elke discipline vereist eigen instellingen t.b.v. de berekeningen.

Zie hieronder de instellingen per discipline:


Lucht

  • Revit parameters

Soort objectParameterDebietpunten
Debietpunten

debiet [m3/h]
statisch_drukverlies [Pa]
Kleppen

zeta
drukval [Pa]
  • IFC parameters

    • Start element
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      VentilatorIfcFanCENTRIFUGALRADIAL
      LuchtbehandelingkastIfcUnitaryEquipmentAIRHANDLER

    • Eindcomponent
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      ToevoerroosterIfcAirTerminalDIFFUSER
      Rooster met klepIfcAirTerminalREGISTER
      Rooster
      IfcAirTerminal
      GRILLE
      Buitenluchtrooster
      IfcAirTerminal
      LOUVRE

    • Hulpstukken
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BochtIfcDuctFittingBEND
      Aftakking / T-StukIfcDuctFittingJUNCTION
      Verloop
      IfcDuctFitting
      TRANSITION
      Verbindingsmof
      IfcDuctFitting
      CONNECTOR

    • Kleppen
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BrandklepIfcDamperFIRESMOKEDAMPER
      Regel-/InregelklepIfcDamperCONTROLDAMPER

    • Revit categorïeen
      ObjectBuiltInCategory
      Kanalen (Ducts)DuctCurves
      Kanalen flexibel (Flex Ducts)FlexDuctCurves
      Fittingen (Duct Fittings)
      DuctFitting
      Accessoires (Duct Accessoires)
      DuctAccessory
      Start- / Eind componenten


      MechanicalEquipment
      DuctTerminal


Tapwater

  • Revit parameters

Soort objectParameterDebietpunten
BoilertemperatuurBenodigd omdat het achterliggende systeem anders niet als warmwater systeem gezien kan worden.
Debietpunten







tapeenheden_TE_ww
spoeleenheden_SE_kw
constant_volume
Als deze niet gevonden wordt, dan wordt gezocht naar “debiet tappunt”
gebruiksdruk_tappunt [Pa]

type_tappunt
Deze parameter wordt gebruikt voor het identificeren van het soort tappunt, indien niet gespecificeerd dan een tappunt.
Kleppen

zeta
drukval [PA]


  • IFC parameters

    • Start element
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BoilerIfcBoilerWATER

    • Eindcomponent
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BadIfcSanitaryTerminalBATH
      BidetIfcSanitaryTerminalBIDET
      Waterreservoir
      IfcSanitaryTerminal
      CISTERN
      Douche
      IfcSanitaryTerminal
      SHOWER
      WastafelIfcSanitaryTerminal
      SINK
      DrinkfonteinIfcSanitaryTerminal
      SANITARYFOUNTAIN
      WCIfcSanitaryTerminal
      TOILETPAN
      UrinoirIfcSanitaryTerminal
      URINAL
      FonteinIfcSanitaryTerminal
      WASHHANDBASIN
      Uiteinde / KraanIfcPipeFittingEXIT
      BrandslanghaspelIfcFireSuppressionTerminalHOSEREEL

    • Hulpstukken
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BochtIfcPipeFittingBEND
      Aftakking / T-StukIfcPipeFittingJUNCTION
      Verloop
      IfcPipeFitting
      TRANSITION
      Verbindingsmof
      IfcPipeFitting
      CONNECTOR

    • Kleppen
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      KlepIfcValvePRESSUREREDUCING
      RegelklepIfcValveREGULATING

    • Revit categorïeen
      ObjectBuiltInCategory
      Leidingen (Pipes)PipeCurves
      Leidingen flexibel (Flex Pipes)FlexPIpeCurves
      Fittingen (Pipe Fittings)
      PipeFitting
      Accessoires (Pipe Accessoires)
      PipeAccessory
      Start- / Eind componenten


      MechanicalEquipment
      PlumbingFixtures


CV

  • Revit parameters

Soort objectParameterDebietpunten
CV keteltemperatuur
Debietpuntenvermogen [W]
Kleppen

zeta
drukval [Pa]
  • IFC parameters

    • Start element
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BoilerIfcBoilerWATER
      IfcBurnerUSERDEFINED

    • Eindcomponent
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      Radiator



      IfcSpaceHeater




      RADIATOR
      SECTIONALRADIATOR
      PANELRADIATOR
      TUBULARRADIATOR
      BASEBOARDHEATER
      FINNEDTUBEUNIT
      UNITHEATER

    • Hulpstukken
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BochtIfcPipeFittingBEND
      Aftakking / T-StukIfcPipeFittingJUNCTION
      Verloop
      IfcPipeFitting
      TRANSITION
      Verbindingsmof
      IfcPipeFitting
      CONNECTOR
      Gebogen bochtIfcPipe (geen officiële IFC Class)BEND

    • Kleppen
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      KlepIfcValvePRESSUREREDUCING
      RegelklepIfcValveREGULATING

    • Revit categorïeen
      ObjectBuiltInCategory
      Leidingen (Pipes)PipeCurves
      Leidingen flexibel (Flex Pipes)FlexPipeCurves
      Fittingen (Pipe Fittings)
      PipeFitting
      Accessoires (Pipe Accessoires)
      PipeAccessory
      Start- / Eind componenten
      MechanicalEquipment

      PlumbingFixtures

Gas

  • Revit parameters

Soort objectParameterDebietpunten
Debietpuntenbelasting_nominaal [W]

gelijktijdigheidsfactor
Kleppenzeta

drukval [Pa]
  • IFC parameters

    • Eindcomponent
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      GasverbruikerIfcGasTerminalGASAPPLIANCE
      GASBOOSTER
      GASTERMINAL
      Uiteinde / GaspuntIfcPipeFittingEXIT

    • Hulpstukken
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      BochtIfcPipeFittingBEND
      Aftakking / T-StukIfcPipeFittingJUNCTION
      Verloop
      IfcPipeFitting
      TRANSITION
      Verbindingsmof
      IfcPipeFitting
      CONNECTOR
      Geboden bochtIfcPipe (geen officiële IFC class)BEND


    • Kleppen
      ObjectIfcExportAsIfcExportType
      KlepIfcValveGASCOCK

    • Revit categorïeen
      ObjectBuiltInCategory
      Leidingen (Pipes)PipeCurves
      Leidingen flexibel (Flex Pipes)FlexPipeCurves
      Fittingen (Pipe Fittings)
      PipeFitting
      Accessoires (Pipe Accessoires)
      PipeAccessory
      Start- / Eind componenten
      MechanicalEquipment


Om een kanaal of leiding stelsel te kunnen berekenen moet het stelsel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het betreft een gesloten systeem met 1 startpunt en één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten).
  • Het betreft een systeem met 1 startpunt, één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten) en één of meerdere open einden. De open einden worden gezien als een debiet 0. De kanaaldelen die aangesloten zijn op het open eind krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
  • Het betreft een systeem zonder startpunt met maar één open eind. Het open eind wordt als beginpunt opgenomen.
  • De eindpunten moeten zijn voorzien van een debiet. Debietloze delen krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
    De eindpunten moeten voorzien zijn van specifieke debietparameters, zie 'Debiet parameters'
  • Alle componenten binnen het systeem, met uitzondering van leidingen/kanalen, bevatten de shared parameters "IfcExportAs" en "IfcExportType" welke beiden gevuld moeten zijn met de juiste waarden. Zie 'IFC parameters'.

Volg onderstaande stappen voor het berekenen van het stelsel:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Bink berekening ]
    Het projectscherm wordt getoond:
    • Geef de Project gegevens;
      • Projectnaam
      • Projectnummer
      • Gebouw.
    • Selecteer de gewenste discipline:
      • CV
      • Lucht
      • Gas
      • Tapwater
    • Klik op [ Export ]
  • Selecteer in het model het startelement van de te berekenen leidingen of kanalen;
  • Selecteer de gewenste locatie waar het bestand opgeslagen moet worden. Geef de bestandsnaam.
  • Klik [ Opslaan ]
  • Open de Bink applicatie en importeer het aangemaakte bestand;
  • Voer de berekening uit met de Bink applicatie en maak een export-bestand aan met de berekende resultaten;
  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Bink berekening ]
    Het projectscherm wordt getoond:
  • Selecteer de discipline. Standaard is de laatst gekozen discipline voor geselecteerd;
  • Klik op de knop [ Import ]
  • Selecteer het door de Bink applicatie aangemaakte export-bestand en klik [ Openen ]
    U krijgt nu de melding hoeveel objecten zijn geïmporteerd en het stelsel wordt met de berekende waardes bijgewerkt.
    Klik hier voor meer informatie over Bink.


Terug naar Inhoudsopgave


Debiet parameters

Autodesk Revit biedt weinig tot geen ondersteuning voor het berekenen van een luchtkanalen of tapwater stelsel.

Met TheModus is het mogelijk om uw Revit luchtkanalen en of tapwater stelsel te berekenen met Vabi. TheModus heeft de Vabi rekenkern geïntegreerd. Er is daarom geen aparte Vabi applicatie nodig.

 

Om gebruik te kunnen maken van de Vabi berekening dient wel een (eigen) Vabi licentie aanwezig te zijn.
Deze dient geplaatst te zijn in de installatiemap van TheModus Revit: %localappdata%\Cadac Group\TheModus Revit Addin\
(default pad)

 

Om een kanaal of tapwater stelsel te kunnen berekenen moet het stelsel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het betreft een gesloten systeem met 1 startpunt en één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten).
  • Het betreft een systeem met 1 startpunt, één of meerdere eindpunten (roosters/systeemobjecten) en één of meerdere open einden. De open einden worden gezien als een debiet 0. De kanaaldelen die aangesloten zijn op het open eind krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
  • Het betreft een systeem zonder startpunt met maar één open eind. Het open eind wordt als beginpunt opgenomen.
  • De eindpunten moeten zijn voorzien van een debiet. Debietloze delen krijgen de kleinst beschikbare kanaalafmeting.
    De eindpunten moeten voorzien zijn van specifieke debietparameters, zie 'Debiet parameters'
  • Alle componenten binnen het systeem, met uitzondering van leidingen/kanalen, bevatten de shared parameters "IfcExportAs" en "IfcExportType" welke beiden gevuld moeten zijn met de juiste waarden. Zie 'IFC parameters'.

Volg onderstaande stappen voor het berekenen van het stelsel:

  • Ga naar de knoppenbalk [ Cadac Revit ]
  • Klik op [ Berekeningen ] in het paneel [ Productiviteit ] en klik op [ Vabi berekening ]
    Het projectscherm wordt getoond.
    • Geef de Project gegevens:
      • Projectnaam
      • Projectnummer
      • Gebouw.
    • Selecteer de gewenste discipline:
      • Lucht
      • Tapwater
    • Klik op [ Bereken ]
  • Selecteer het startelement van het te berekenen stelsel
    Het ‘Begrenzingen’ dialoog verschijnt. Afhankelijk van de discipline kan de dialoog verschillen.
  • Stel de benodigde begrenzingswaarden in
  • Geef aan of het standaard Vabi rapport getoond moet worden
  • Klik op [ OK ] om de berekening te starten
    Als er geen foutmeldingen zijn dan wordt het stelsel bijgewerkt met de berekende resultaten.
    Klik hier voor meer informatie over Vabi.


Terug naar Inhoudsopgave